Lessius Mechelen ects

Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

Verruimingsproject Steengoed


Opleiding Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs Academiejaar 2010-11
Volgtijdelijkheid op nvt Referentienummer BALSO_5465
Studiepunten 3 Studietijd 90 uur
Opleidingsfase Tweede Programmajaar Creditcontract mogelijk Ja
Examencontract(diploma) mogelijk Ja Examencontract (creditbewijs) mogelijk Ja
Aard Verplicht Quotering Punt op 20
Tolereerbaar Ja Tweede examenkans Ja

Docenten

  • Rosiers Herman
  • Van Elst Herwig
  • Verreycken Wim

Onderwijstaal

  • Nederlands

Onderwijsvorm

    Begincompetentie
























    COMPETENTIES Verruimingsproject : STEENGOED


    Competenties rond het plannen, voorbereiden en reflecteren


     


                    het materiaal en gereedschap nodig voor de uitvoering van de opdracht nagaan en eventuele tekorten melden.


                    geleverd materiaal uitpakken, visueel controleren en eventuele gebreken melden )


                    gereedschap en materiaal volgens instructies op de werkplek opslaan en beschermen.


                    een geschikte werkmethode en werkvolgorde volgen vertrekkend van een werkopdracht.


     


     


                    Een planning maken van het eigen werk in overleg met de verantwoordelijke


     


     


                    de eigen werkplek helpen inrichten.


                    de werkplek tijdens en na het werk opruimen.


                    afval volgens instructies sorteren.


                    zorg dragen voor gereedschap, machines en meetapparatuur. nieuw materiaal uitpakken )visueel controleren en eventuele gebreken melden.


                    gereedschap en materiaal volgens instructies op de werkplek opslaan en beschermen.


     


     


                    Werkplekorganisatie


     


     


                    onder begeleiding het materiaal onderhouden volgens de voorschriften.


                    het materiaal op regelmatige tijdstippen reinigen.


     


     


                    Het materiaal onderhouden en schoonmaken


     


     


                    met behulp van de werkopdracht de nodige grondstoffen en materiaal aanvragen.


     


     


                    Grondstoffen en materiaal aanvragen


     


     


                    het werk volgens de planning afwerken.


     


     


                    De werkplanning bijhouden over het voltooide werk


     


     


    Eindcompetentie

    BALSO_01.01BALSO_01.01 - De leraar kan de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen (voorkennis en gedrag) via raadpleging van het leerplan, observatie, bevraging mentor, en kennis over de ontwikkeling van jongerenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.02BALSO_01.02 - De leraar kan basisdoelen, verbredings-, verdiepingsdoelen en vakoverschrijdende doelen kiezen en concreet- operationeel formuleren op basis van leerplan, eindtermen en ontwikkelingsdoelenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.03BALSO_01.03 - De leraar kan de leerinhouden en leerervaringen selecteren rekening houdend met de beginsituatie van leerlingen, doelen, beschikbare tijd en maatschappelijke relevantieGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.04BALSO_01.04 - De leraar kan de leerinhouden structureren en vertalen in leeractiviteiten en bordschema’s, en kan zelf een leerlijn uitzettenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.05BALSO_01.05 - De leraar kan aangepaste werkvormen (doceren, onderwijsleergesprek, toepassingen, opdrachten, groepswerk, hoeken- en contractwerk, projectwerk, begeleid zelfstandig leren, excursie, ....) en groeperingsvormen (individueel, klassikaal, groepsgewijs) uitwerken en realiseren om een activerend lesverloop te creërenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.07BALSO_01.07 - De leraar kan een krachtige, ervaringsgerichte leeromgeving voorbereiden en realiseren, waarin welbevinden en betrokkenheid worden nagestreefd en waarin aandacht is voor de heterogeniteit binnen de leergroep.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.09BALSO_01.09 - De leraar kan proces en product evalueren tijdens en op het einde van een les (synthesemomenten, bij het doen van een toets, tijdens de examenstage), met het oog op bijsturing, remediëring en differentiatie.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.11BALSO_01.11 - De leraar kan het leer- en ontwikkelingsproces adequaat begeleiden in Standaardnederlands en daarbij rekening houden met het taalbeheersingsniveau van de leerlingen.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.12BALSO_01.12 - De leraar kan omgaan met de diversiteit van de leergroep.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_01.14BALSO_01.14 - De leraar kan leerlingen laten nadenken over hun eigen leerproces door oriëntatie op een taak, het maken van een planning, het zoeken naar leer- en oplossingsstrategieën, uitkomsten te verifiëren en het leerproces bij te sturen.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.01BALSO_02.01 - De leraar kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in klasverband en op schoolGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.01.2BALSO_02.01.2 - De leraar kan activiteiten inbouwen waarin sociale vaardigheden worden geoefend en waar communicatie, ook over gevoelens en waarden, mogelijk isGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.01.3BALSO_02.01.3- De leraar kan luisteren naar gevoelens bij leerervaringen, fouten maken toelaten, positieve relaties tussen leerlingen stimuleren, voldoende feedback gevenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.03BALSO_02.03 - De leraar kan door attitudevorming leerlingen op individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereidenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.05BALSO_02.05 - De leraar kan adequaat omgaan met leerlingen in sociaal-emotionele probleemsituaties en met leerlingen met gedragsmoeilijkhedenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.07BALSO_02.07 - De leraar kan strategieën inzetten om te communiceren met anderstalige leerlingenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_02.08BALSO_02.08 - De leraar kan de aandacht van de leerlingen vasthouden en interesse wekkenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_03.01BALSO_03.01 - De leraar beheerst de domeinspecifieke kennis en vaardigheden, en kan die verbreden en verdiepenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_03.02BALSO_03.02 - De leraar kan verschillende waardevolle bronnen van informatie gebruiken bij het voorbereiden van lessen.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_03.03BALSO_03.03 - De leraar kan vernieuwingen en evoluties i.v.m. de eigen onderwijsvakken opvolgen en integreren in het lesgevenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_03.04BALSO_03.04 - De leraar kan de verworven domeinspecifieke kennis en vaardigheden op een duidelijke en inhoudelijk correcte wijze aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijkGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_03.05BALSO_03.05 - De leraar kan het eigen vormingsaanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen, door hier in de lesvoorbereiding rekening mee te houden en naar te verwijzen (eindtermen, leerplandoelstellingen en jaarplannen) en door tijdens de les verwijzingen te maken naar voorkennis, andere vakken, ...Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_04.01BALSO_04.01 - De leraar kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen door gestructureerd op te treden, door het geven van duidelijke instructies, grenzen te stellen en deze te doen nalevenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_04.02.aBALSO_04.02.a - De leraar kan een realistische en zinvolle invulling van de beschikbare tijd voorzien binnen een les of lessenreeks.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_04.02.bBALSO_04.02.b - De leraar kan een soepel en efficiënt lesverloop creëren door gelijktijdige en/of opeenvolgende activiteiten vlot en soepel te laten verlopen (dode momenten en hiaten in de lesgang vermijden, afhakende leerlingen bijsturen), de timing tijdens de les te respecteren en indien nodig, vlot aan te passenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_04.03BALSO_04.03 - De leraar kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren: stipt en nauwkeurig zijn in het maken van een lesvoorbereiding, invullen van de agenda, verbeteren van taken en toetsen,…Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_04.04BALSO_04.04 - De leraar kan een stimulerende, gezonde, milieuvriendelijkeen werkbare klasruimte creëren (materialen worden op veilige wijze door leerlingen gebruikt en nadien opgeruimd, …) , rekening houdend met de veiligheid van de leerlingenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_05.03.2BALSO_05.03.2 - De leraar kan de essentiële aspecten uit het pedagogisch-didactisch handelen formulerenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_07.01BALSO_07.01 - De leraar kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteamGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_07.02BALSO_07.02 - De leraar kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken nalevenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_07.03BALSO_07.03 - De leraar kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar makenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_08.02BALSO_08.02 - De leraar kan met de hulp van collega's de nodige relaties met organisaties initiëren, uitbouwen en onderhoudenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_08.04BALSO_08.04 - De leraar kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven en van stage- of tewerkstellingsplaatsen.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_09.02BALSO_09.02 - De leraar kan dialogeren over het beroep van de leraar en de plaats ervan in de samenlevingGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_10.05BALSO_10.05 - De leraar kan actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen op het (cultureel)-wetenschappelijke domeinGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.01BALSO_11.01 - De leraar heeft een goede non-verbale taal: hij/zij heeft een natuurlijke, expressieve en enthousiaste houding.Geen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.03BALSO_11.03 - De leraar kan gesprekken voeren met leerlingen, zowel individueel als in groep, over onderwerpen die door alle partners kunnen aangebracht worden, en in het bijzonder over leerinhoudenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.05BALSO_11.05 - De leraar kan mondeling opdrachten geven met betrekking tot klasmanagement en taakuitvoeringGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.06BALSO_11.06 - De leraar kan schriftelijk vragen en opdrachten formuleren met betrekking tot klasmanagement en taakuitvoeringGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.07BALSO_11.07 - De leraar kan een uiteenzetting geven voor leerlingen om te informeren, activeren of overtuigen op verschillende manieren, met schriftelijke ondersteuning in schrift en beeldGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.08BALSO_11.08 - De leraar kan een schriftelijke evaluatie formuleren over leerprocessen en over producten, over gedrag en attitudes van leerlingen in functie van hun totale ontwikkelingGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_11.14BALSO_11.14 - De leraar kan verschillende soorten informatieve, persuasieve en activerende teksten voor het functioneren op klas- en schoolniveau en voor de eigen professionalisering lezenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_12.03BALSO_12.03 - Kritische ingesteldheidGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_12.05BALSO_12.05 - OrganisatievermogenGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus
    BALSO_12.06BALSO_12.06 - Zin voor samenwerkingGeen omschrijving in gedragsindicatoren in niveaus

    Leerresultaten

    De resultaten worden onderverdeeld in een praktisch en theoretisch gedeelte .

    Praktisch resultaat dat beoogt wordt :



















































    1


    Eenvoudige constructie-elementen en/of onderdelen in halfsteense of steense muren metselen.


    2


    Met ‘voldoende’ tempo, vaardig de mortel vol spreiden en de stootvoegen aantrekken.


    3


    Metselen van constructie-elementen en/of onderdelen in halfsteensverband .


    4


    Een spouwmuur zonder isolatie en met isolatie  uitvoeren.


    5


    De voegen uitkrabben om naderhand te voegen.


    6


    Meegaand voegen.


    7


    Raam- en deuropeningen uitvoeren in volle muren en in spouwmuren.


    8


    Andere elementen integreren in gemetselde constructieonderdelen.


    9


    Het ondergrondse metselwerk aansluiten op het opgaande metselwerk.


     10


    Correct  plaatsen van spouwhaken


    11


    De aangemaakte mortel beoordelen op verwerkbaarheid en deze desnoods bijsturen.


    12


    Bij het metselen de eisen in verband met loodheid en het niet verlopen van het verband, spontaan in het oog houden en tijdig corrigeren.


    13


    De juiste (correcte) plaatsing van de vochtisolatie nagaan.


    14


    Het zorgzaam verwijderen van de overtollige mortel (vooral bij gevelstenen) beoordelen.


    15


    De netheid (geen mortelbevuiling) en de juiste kant van de steen beoordelen.


    16


    De zuiverheid van de spouw controleren en de juiste plaats van de spouwankers nakijken.

    Inhoud

     






































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































































    2 De juiste begrippen, eigen aan de bouw, in de juiste context gebruiken en verklaren.                                                
    3 De verschillende onderdelen van bouw­constructies herkennen, benoemen, hun vormgeving en functie in het geheel toelichten.                                                
    4 Werkopdrachten, uitvoeringstekeningen en schetsen lezen om de beschreven werken uit te voeren.                                                
    5 In team en zelfstandig het opgedragen werk plannen.                                                
    6 De constructie via schetsen toelichten, zowel vóór, tijdens als na de realisatie.                                                
    7 Voldoende inzicht verwerven om gereedschappen en machines oordeelkundig te kunnen gebruiken.                                                
    8 De eigenschappen van de materialen kennen en controleren in functie van de verwerking.                                                
    9 Vanuit een uitvoeringstekening, voor de uit te voeren werkzaamheden, de materiaalhoeveelheden bepalen.                                                
    10 Van de uitgevoerde werkzaamheden de materiaalkostprijs berekenen.                                                
    11 De van toepassing zijnde voorschriften en de reglementen betreffende welzijn op het werk kennen.                                                
      Doelstellingen in verband met het uitvoeren                                                
    12 Volgens instructie meewerken aan het inrichten en schoonhouden van de eigen werkplek, met aandacht voor efficiëntie en veiligheid.                                                
    13 In functie van de opdracht (project) de materialen en gereedschappen klaarzetten.                                                
    14 In team en zelfstandig het werk volgens plan uitzetten en uitvoeren.                                                
    15 De eigen en gemeenschappelijke bouwmaterialen volgens voorschrift verhandelen.                                                
    16 De gepaste gereedschappen en machines oordeelkundig gebruiken, spontaan onderhouden en volgens afspraak wegbergen.                                                
    17 De van toepassing zijnde voorschriften en reglementen betreffende het welzijn op het werk naleven.                                                
    18 Eenvoudige bevestigingstechnieken toepassen.                                                
      Evalueren, rapporteren en bijsturen                                                
    19 De uitgezette merktekens controleren en zonodig bijsturen.                                                
    20 Zich zelf controleren op het toepassen van de voorschriften in verband met basisveiligheid en indien nodig de gepaste maatregelen nemen.                                                
    21 Controleren of de opdracht volgens de gestelde eisen werd uitgevoerd, de tekorten rapporteren en voorstellen tot verbetering formuleren.                                                
    22 Na de uitvoering, de vooraf bepaalde materiaalhoeveelheden, controleren op het reële verbruik.                                                
      Grond- en funderingswerkzaamheden                                                
      Doelstellingen in verband met voorkennis, voorbereiding en concept                                                
    23 Uit een funderingsplan, de inplanting, de lengte, de breedte en de aanzetdiepte afleiden.                                                
    24 De soorten funderingen op staal van elkaar onderscheiden.                                                
    25 Visueel de meest voorkomende grondsoorten herkennen en hun kenmerken in verband met draagkracht verwoorden.                                                
    26 De eisen waaraan het aanvulmateriaal naast funderingen moet voldoen opsommen.                                                
    27 De uitvoering van aanaardings- en verdichtingswerken toelichten.                                                
    28 De functie van de funderingsfolie omschrijven, de plaats via schetsen situeren.                                                
    29 De plaats van de aardingslus via schetsen aanduiden.                                                

     

    Studiematerialen

    Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

    Evaluatie

    Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Opdrachten100%
    Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Opdrachten100%