Leerresultaten
De doelstellingen die we met het maken van een bachelorproef beogen, zijn drievoudig:
1. Beroepsspecifieke doelstellingen
2. Theoretische/wetenschappelijke doelstellingen
3. Sociale competenties
Beroepsspecifieke doelstellingen
De student moet aantonen dat hij de basiskennis die hij gedurende de opleiding heeft verworven, de vaardigheden die hij in de loop van de drie jaren heeft ontwikkeld en de attitude die gegroeid is doorheen de opleiding, geïntegreerd beheerst.
De student moet aantonen dat hij de basiskennis die hij gedurende de opleiding heeft verworven, de vaardigheden die hij in de loop van de drie jaren heeft ontwikkeld en de attitude die gegroeid is doorheen de opleiding, geïntegreerd beheerst.
Theoretische/wetenschappelijke doelstellingen
Om zich als professional te profileren en een bijdrage binnen de beroepswereld te leveren, is het belangrijk dat student op een kritische en wetenschappelijke wijze omgaat met zijn kennis en kunde.
Om zich als professional te profileren en een bijdrage binnen de beroepswereld te leveren, is het belangrijk dat student op een kritische en wetenschappelijke wijze omgaat met zijn kennis en kunde.
Sociale competenties
Om kennis en vooral vaardigheden op te doen binnen een specifieke topic van het beroep, is het belangrijk om contacten te leggen met ervaren beroepsmensen. Het op een gepaste wijze contact nemen met beroepsmensen is een belangrijke sociaalvaardige doelstelling die we beogen met het maken van een bachelorproef.
Om kennis en vooral vaardigheden op te doen binnen een specifieke topic van het beroep, is het belangrijk om contacten te leggen met ervaren beroepsmensen. Het op een gepaste wijze contact nemen met beroepsmensen is een belangrijke sociaalvaardige doelstelling die we beogen met het maken van een bachelorproef.
In de bachelorproef bewijst de student dat hij:
- een relevante vraag kan stellen.
- een onderzoeksstrategie kan hanteren.
- relevante theoretische referentiekader en/of wetenschappelijke artikels kan kiezen.
- juiste, relevante, objectieve, controleerbare feitelijke informatie gebruikt en verwerkt, en deze toepast op de casus/het probleem.
- een vertaling maakt naar de praktijk door de inhoud van de theoretische referentiekader en/of de wetenschappelijke artikels terug te koppelen naar de casus/het probleem.
- de essentie in een conclusie kan formuleren.
- correct verwijst naar bronnen in een tekst en correct een literatuurlijst opstelt.
Dit vertaalt zicht in de volgende leerresultaten:
- De student geeft blijk van permanente en parate kennis.
- De student bouwt een logische redenering op.
- De student lost een casus/probleem op.
- De student neemt gefundeerde beslissingen.
- De student heeft inzicht in de organisatie van het beroep in termen van planning en prioriteiten.
- De student leidt uit een praktijksituatie een relevante vraag af.
- De student zoekt – op een efficiënte manier –literatuur op over een bepaald onderwerp en hij vat het samen.
- De student vertaalt de bevindingen uit de literatuur naar de praktijk.
- De student verwijst op een correcte manier naar de bronnen in de tekst en in de literatuurlijst.
- De student geeft blijk dat hij kan omgaan met stress.
Inhoud
TV-reportage (max. 3 studenten): de student maakt een journalistieke reportage van 5 à 7 minuten, neemt op met camera-apparatuur van de hogeschool (4 draaidagen) en monteert ook op school (4 montagedagen. TV: filmen en visioneren, shotlist opstellen, montageplan opstellen, monteren.
Evaluatie
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Geïntegreerde evaluatie | 100% | De eindwerkcommissie (eindwerkbegeleider, betrokken docenten) beslist, in overleg met het opleidingshoofd, over de modaliteiten tot herkansing indien een student de vereiste competenties niet haalt tijdens de eerste examenperiode. De student wordt tijdens het inkijkmoment op het einde van het academiejaar volledig en ondubbelzinnig op de hoogte gebracht van de beslissing van de eindwerkcommissie | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Geïntegreerde evaluatie | 100% | |