Lessius Mechelen ects

Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs

Scriptie


Opleiding Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs Academiejaar 2011-12
Volgtijdelijkheid op nvt Referentienummer BALLO_25
Studiepunten 4 Studietijd 120 uur
Opleidingsfase Derde Programmajaar Creditcontract mogelijk Ja
Examencontract(diploma) mogelijk Ja Examencontract (creditbewijs) mogelijk Ja
Aard Verplicht Quotering Punt op 20
Tolereerbaar Ja Tweede examenkans

Docenten

  • Verhoeven Anne
  • Van Muylder Elisabeth

Onderwijstaal

  • Nederlands

Onderwijsvorm

  • Zelfstudie
  • Groepswerk

Begincompetentie




  • Verworven taalcompetenties in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven competenties 'Leren leren' in SO en studievaardigheden in programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven sociale en communicatieve vaardigheden in SO en programmajaar 1 en 2 van opleiding BALLO.

  • Verworven competenties ICT in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven presentatievaardigheden in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven informatie- en onderzoeksvaardigheden in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven technisch-technologische vaardigheden in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven reflectievaardigheden in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Verworven attitudes in SO en programmajaar 1 en 2 van de opleiding BALLO.

  • Een (geïntegreerd) lessenpakket voor leerlingen van 6 tot 12 jaar uitwerken volgens de geziene (vak)didactiek in 1 en 2 BALLO.

Eindcompetentie

BALLO_01Functioneel geheel 1 - De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessenDoorgroeiniveau
BALLO_05Functioneel geheel 5 - De leraar als innovator - de leraar als onderzoekerDoorgroeiniveau
BALLO_05.15.1 De leerkracht kan resultaten van onderwijsontwikkelingswerk en vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen.Doorgroeiniveau
BALLO_05.25.2 De leerkracht kan kennisnemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn voor de eigen praktijk.Doorgroeiniveau
BALLO_05.35.3 De leerkracht kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen.Doorgroeiniveau
BALLO_07Functioneel geheel 7 - De leraar als lid van een schoolteamDoorgroeiniveau
BALLO_07.17.1 De leerkracht kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.Doorgroeiniveau
BALLO_07.27.2 De leerkracht kan binnen het team over een taakverdeling overleggen en de afspraken naleven.Doorgroeiniveau
BALLO_07.37.3 De leerkracht kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in het team bespreekbaar maken.Doorgroeiniveau
BALLO_07.57.5 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam.Doorgroeiniveau
BALLO_08Functioneel geheel 8 - De leraar als partner van externenDoorgroeiniveau
BALLO_08.18.1 De leerkracht kan in overleg met collega's contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden.Doorgroeiniveau
BALLO_08.28.2 De leerkracht kan in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven.Doorgroeiniveau
BALLO_1111 - AttitudesDoorgroeiniveau
BALLO_11_A1A1. beslissingsvermogen :durven een standpunt in te nemen of tot een handeling over te gaan, en er ook de verantwoordelijkheid voor dragen.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A2A2. relationele gerichtheid: in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A3A3. kritische ingesteldheid: bereid zijn zichzelf en zijn omgeving ter discussie te stellen, de waarde van een bewering of een feit, de wenselijkheid en haalbaarheid van een vooropgesteld doel te verifiëren, alvorens een stelling in te nemen.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A4A4. leergierigheid: actief zoeken naar situaties om zijn competentie te verbreden en te verdiepen.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A5A5. organisatievermogen: erop gericht zijn de taken zo te plannen, te coördineren en te delegeren, dat het beoogde doel op een efficiënte manier bereikt kan worden.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A6A6. zin voor samenwerking: bereid zijn om gemeenschappelijk aan eenzelfde taak te werken.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A7A7. verantwoordelijkheidszin: zich verantwoordelijk voelen voor de school als geheel en het engagement aangaan om een positieve ontwikkeling van het kind te bevorderen.Doorgroeiniveau
BALLO_11_A8A8. flexibiliteit: bereid zijn zich aan te passen aan wijzigende omstandigheden, zoals middelen, doelen, mensen en procedures.Doorgroeiniveau

Leerresultaten

LEERRESULTATEN




1. Ontwikkelen van competenties die behoren tot de 'Basiscompetenties voor de leerkracht lager onderwijs'.

2. Zelf een scriptie-opzet kiezen, formuleren, plannen en realiseren in samenspraak met begeleiders (en

    medestudenten) in functie van de eigen klas- en onderwijspraktijk.

3. Een afgebakend thema/competentiedomein dat aansluit bij de persoonlijke interesse uitdiepen door

    literatuuronderzoek hierover uit te voeren en ervaringen op te doen in de klaspraktijk.

4. Zich verdiepen in informatievaardigheden, innovatievaardigheden, reflectievaardigheden, sociale- en  

    communicatieve vaardigheden, presentatievaardigheden, taalvaardigheid en het verwerven van interculturele

    houdingen uit de fasen 1 en 2 van de opleiding BALLO.  

5. De verworven competenties (kennis, vaardigheden en attitudes) resulteren in een schriftelijk eindproduct en

    een live-presentatie scriptie i.v.m. het gekozen thema/competentiedomein.

6. De scriptieresultaten en het doorlopen (leer)proces op een boeiende en overtuigende wijze presenteren.





COMPETENTIES SCRIPTIE 3 BALLO





1.  INTERCULTURELE HOUDINGEN (culturele sensitiviteit,  persoonlijke autonomie)



1.1  Leergierig zijn.





  • Actief zoeken naar leerkansen.


  • Leren uit eigen ervaringen en die van anderen en zo de persoonlijke ontwikkeling stimuleren en zijn competenties verbreden en verdiepen.






1.2  Kritisch gericht zijn.





  • Zichzelf en zijn omgeving in vraag stellen.


  • Vooraleer een stelling in te nemen de haalbaarheid van een vooropgesteld doel of de waarde van een bewering of feit zoveel mogelijk nagaan.






1.3  Verantwoordelijkheid opnemen voor het eigen leerproces.





  • Zelf de nodige afspraken met de begeleiding maken, de afspraken schriftelijk formuleren op de hiervoor voorziene documenten en gericht acties ondernemen met de bedoeling een positieve bijdrage te leveren tot de ontwikkeling van het scriptieproces en het uiteindelijk resultaat (uitgeschreven scriptie; de live-presentatie; eventueel een zelf gecreëerd werkstuk of een evenement) van dat proces.


  • Stipt zijn in het nakomen van gemaakte afspraken met de begeleiders, medestudenten en externen uit het onderwijsveld, de bibliotheek of mediatheek.


  • Zelf  voorstellen formuleren over de inhoud van de begeleidingsmomenten (bijv. planning, taakverdeling, activiteiten, inhoud, materiaal).


  • Verwittigen bij het niet nakomen van afspraken.


  • Voorbereid naar overlegmomenten komen.


  • Tijdig problemen signaleren.



 




2.  TAALVAARDIGHEID



2.1 Verzorgde mondelinge taal hanteren.





  • Verzorgde, duidelijke, vlotte en expressieve  mondelinge taal hanteren tijdens de scriptiepresentatie en de daaropvolgende vragenronde.




2.2 Verzorgde schriftelijke taal hanteren.





  • Verzorgde (spelling, zinsconstructies, ...), duidelijke en vlot leesbare schriftelijke taal hanteren in alle scriptie-eindresultaten (bijv. in het schriftelijk werk, in de scriptiematerialen) en tijdens de scriptiepresentatie (bijv. in ‘hand-outs’).



 




3.  INFORMATIEVAARDIGHEDEN  



3.1  Bepalen van de nood aan informatie.





  • Onderwerp afbakenen: zelfstandig benoemen en vertalen van informatie of een -probleem door bij een zelf gekozen of opgegeven onderwerp scriptiedoelen te formuleren en één of meerdere concrete zoekvragen en/of opdracht(en) die beantwoorden aan criteria als duidelijk, zo concreet mogelijk, oplosbaar of uitvoerbaar binnen de voorziene werktijd, ... in het scriptiecontract te formuleren.·          


  • Opstellen van een concrete werkplanning.






3.2 Verwerven van informatie.





  • Doelgericht en systematisch opzoeken van informatie (bijv. literatuur, audio en video, materiaal) door toegankelijke informatiebronnen (bijv. internet, mediatheek en bibliotheek, organisaties, beleidsinstanties, deskundigen) te raadplegen om de vragen te beantwoorden en/of opdrachten uit te voeren uit het scriptiecontract.


  • Digitaal doelgericht en systematisch informatie zoeken door zoekmachines (bijv. Google) efficiënt te gebruiken, databanken, YouTube, … en e-books te raadplegen.


  • Deelnemen aan (stage)activiteiten met kinderen of ze zelf organiseren om informatie i.v.m. eigen ervaringen en
    die van anderen te verzamelen (in bijv. een dagboek, getuigenverslag, logboek, heen-en-weerschrift, filmpje,   …)  die bijdraagt tot het oplossen van de onderzoeksvragen of uitvoeren van de opdrachten uit het scriptiecontract.


  • Zelfstandig relevante informatie over onderzoeksmethoden opzoeken met de bedoeling een geschikte onderzoeksmethode te kiezen (bijv. observatie, vragenlijst, interview) om een eenvoudig praktijkgericht onderzoek aangepast aan het onderzoeksopzet uit te voeren. (Facultatief!)




 


3.3 Evalueren van informatiebronnen, informatie, zoekproces en –strategie.





  • Informatiebronnen evalueren op bruikbaarheid en betrouwbaarheid door de intrinsieke kenmerken van de informatiebronnen te onderscheiden en kritisch te beoordelen aan de hand van criteria zoals  relevantie voor onderzoeksvraag en uitvoeren van opdracht(en), reputatie auteur en uitgeverij, objectiviteit, actueel zijn, ... 


  • De betrouwbaarheid en relevantie van de informatie i.v.m. het gekozen onderwerp uit verschillende zorgvuldig uitgezochte informatiebronnen inschatten door aan te tonen dat de weerhouden informatie een antwoord biedt op de onderzoeksvrag(en) en/of verder helpt om de opdracht(en) tot een goed einde te brengen  en door te toetsen aan criteria (bijv. voldoende informatie bevatten aangepast aan doelgroep, objectiviteit, juistheid, voldoende actueel zijn), eenvoudig praktijkonderzoek, (stage)ervaringen of te vergelijken met het oordeel van experten, (ervarings)deskundigen en met andere bronnen.

  • Kritisch terugblikken op eigen ervaringen, (onder)wijsgedrag en handelen door bijvoorbeeld onder begeleiding eenvoudig praktijkonderzoek op te zetten en uit te voeren na het kiezen van een relevante onderzoeksmethode. (Facultatief!)

  • Het zoekproces en de gehanteerde zoekstrategie evalueren en bijsturen.





3.4 Zelfstandig verwerken van relevante en betrouwbare informatie.







  • De verworven informatie correct gebruiken door bestaande voorschriften (bijv. auteursrechten) voor correct informatiegebruik consequent toe te passen.

  • Bibliografisch refereren volgens de APA-referentiestijl.

  • Beheren van de verworven en gecreëerde informatie, de onderzoeksbevindingen met –resultaten, en de nieuwe kennis door ze te ordenen, analyseren, structureren en samen te vatten, juist in te passen en te integreren in de reeds verworven kennis (door hierover te communiceren).

  • De weerhouden informatie over onderzoeksmethoden verwerken en functioneel gebruiken tijdens het onder begeleiding opzetten van eenvoudig praktijkonderzoek waarbij de gekozen onderzoeksmethode op een zo betrouwbaar en valide mogelijke wijze wordt geconcretiseerd en het onderzoeksopzet met -verloop en bevindingen wordt uitgeschreven. (Facultatief)

  • De informatie verwerken door eventueel één of meerdere nieuwe werkstukken of relevant materiaal naar keuze te ontwerpen en creëren (bijv. handleiding, informatiekoffer, toolkit, kaartenbak)  of een evenement te organiseren (bijv. poëziehappening) voor de live-presentatie. (Facultatief!)

  • De geselecteerde informatie uit literatuuronderzoek, de bijhorende concrete uitwerking en organisatie van (les)activiteiten met –materiaal voor de eigen onderwijspraktijk tijdens stages en de reflecties hierover grondig, genuanceerd en duidelijk uitschrijven.

  • De relevante en betrouwbare informatie uit verschillende bronnen (bijv. nieuwe en oude informatie, onderzoeksbevindingen en ervaringskennis) grondig (nauwkeurig, volledig, met weergeven van verbanden, kritisch, ...) verwerken  en integreren tot een schriftelijk en mondeling en/of beeldend eindresultaat in:


          - een uitgeschreven scriptie van minimum 10 tot 15 bladzijden voor de studenten met een

            uitwisselingsprogramma, minimum 20 bladzijden voor de andere individuele studenten en maximum 60

            bladzijden voor elke studentengroep bijlagen niet inbegrepen;


         
- een live-presentatie;

         
- een zelf gecreëerd werkstuk (Facultatief!);

         
- een evenement (Facultatief!).


 



4.  INNOVATIEVAARDIGHEDEN 



4.1  Vernieuwing(en) implementeren in het onderwijs.
    





  • Experimenteert met vernieuwende inspirerende eigen ideeën en/of vernieuwing (inzichten en initiatieven i.v.m. onderwijs en opvoeding uit de opleiding, het onderwijsveld, recent onderwijsonderzoek en -ontwikkelingswerk, de literatuur en samenleving uit binnen- en buitenland) in de eigen onderwijspraktijk tijdens de stages en/of andere zelf georganiseerde activiteiten.

  • Integreert succesvolle innovaties en implementeert ze op een persoonlijke en creatieve manier  tijdens de stages in samenspraak met het team. (Facultatief!)



 




5.  SOCIALE EN COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN



5.1  Contacten leggen en communiceren.







  • Schriftelijk en/of mondeling op een correcte manier  in verzorgde en  vlotte taal via e-mail, telefoon, … en /of brief contacten leggen en communiceren binnen de studentengroep, met interne begeleider(s), met externe begeleider(s), directie en mentoren uit stagescholen, en/of externe instanties of organisaties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden gericht op kinderen en jongeren in het kader van de scriptie.

  • Een informatief (vraag-, begeleidings-, … of advies)gesprek kunnen voeren met externen.







5.2  In team overleggen en samenwerken.       







  • Aantonen in overleg te kunnen participeren binnen de studentengroep, met interne begeleider(s), met externe begeleider(s), met directie en mentoren uit de stagescholen en/of organisaties aan het opstellen of uitvoeren van een taakverdeling en werkplanning, … in het kader van de scriptie.

  • Aantonen in overleg te kunnen participeren binnen de studentengroep door het leveren van een gelijkwaardige bijdrage van alle groepsleden aan het opzoeken, evalueren en verwerken van de informatie tot een schriftelijk eindproduct (literatuuronderzoek, (les)activiteiten en –materiaal, reflectie, …) en live-presentatie scriptie (variatie in werkvormen, tonen van creatie van eventuele werkstukken en/of de organisatie van een evenement, …).





6.  REFLECTIEVAARDIGHEDEN



6.1 Feedback integreren in het eigen functioneren en handelen.

       




  • Tijdig en gericht feedback vragen.

  • In team bespreekbaar maken van het eigen functioneren, de aanpak en pedagogisch en didactisch handelen door in dialoog  te reflecteren met bijvoorbeeld medestudenten en begeleiders.

  • Feedback en tips aanwenden om noodzakelijke aanpassingen door te voeren.





6.2 Kritisch reflecteren met bedoeling te groeien in het leerkracht- en opvoeder-zijn.






  • Zelf het eigen functioneren en handelen, opgedane ervaringen, (onderwijs)gedrag,  het scriptieproces en –product evalueren, hieruit betekenisvolle conclusies trekken om gericht bij te sturen en acties te ondernemen.

  • Zich een persoonlijke mening vormen over  probleemstellingen, … en bevindingen i.v.m. het gekozen onderwerp en het ingenomen standpunt onderbouwen met argumenten door eigen ervaringen en expertise uit te wisselen.

  • Probleemoplossend alternatieven formuleren voor geconstateerde moeilijkheden.

  • Alternatieven uitkiezen door voor- en nadelen ervan na te gaan en af te wegen en zo de keuze van het alternatief of de alternatieven te motiveren.







7.  PRESENTATIEVAARDIGHEDEN



7.1  De scriptie-eindproduct(en), het scriptieproces en de verworven competenties op een originele,

        duidelijke,  overtuigende en boeiende wijze  presenteren voor interne begeleider(s), co-lector(en),

        medestudent(en) en eventueel de externe begeleider(s) tijdens een toegankelijke live-presentatie.







  • Beheersen van de inhoud van de scriptie tijdens de presentatie en aansluitend bij het beantwoorden van eventuele vragen.

  • Toegankelijk en aangepast aan de doelgroep presenteren.

  • Het scriptieproces en de resultaten boeiend en op een originele manier presenteren door variatie en (inter)actie  in te bouwen.

  • De schriftelijke en live-presentatie zijn logisch en samenhangend opgebouwd.   

  • De schriftelijke en live-presentatie zijn overzichtelijk (o.a. lay-out) en gestructureerd vormgegeven.

  • Doelgericht gebruik van media (bijv. nieuwe media, multimedia , audio-visuele media), ICT (door gebruik van presentatiesoftware, bijv. PowerPoint of Prezi), ... en/of didactisch materiaal en functionele integratie ervan in de presentatie.





 







 



 



 





 















  









 















 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


 


Inhoud

De scriptie in de opleiding tot leraar lager onderwijs beoogt het uitdiepen van een thema / competentiedomein van de opleiding. De student werkt hiervoor samen met een externe organisatie (bijv. een basisschool, een onderwijsondersteunende dienst,...) De student wordt hierbij begeleid door een begeleider vanuit de opleiding en een begeleider vanuit de externe organisatie.

Doelen

Verworven kennis in 'omgaan met en verwerken van informatie' verder uitdiepen.
Vaardiger worden in een eigen gekozen facet / competentie van het leerkracht zijn.
D.m.v. reflectie het eigen leerproces in kaart kunnen brengen en van daaruit acties ondernemen om te groeien in het leerkracht zijn.
Gericht informatie verzamelen en selecteren i.f.v. de eigen klas en onderwijspraktijk.
Kritische gerichtheid.
Stipt zijn in het nakomen van afspraken met de promotors en derden uit het veld, de bibliotheek,….
Het eindwerk zorgzaam afwerken wat betreft taalgebruik, lay out en bronvermelding.
Verantwoordelijkheid opnemen voor het eigen leerproces.
Leergierig zijn.
Bij eigen ontwikkeling gebruik maken van informatie van leerkrachten, mentoren en docenten (promotors).
Bereidheid tonen om te leren uit eigen ervaring en die van anderen en om ervaringen en expertise uit te wisselen.

Studiematerialen

Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

Evaluatie


Eerste examenkansTweede examenperiode (juni)Geïntegreerde evaluatie100%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Geïntegreerde evaluatie100%