Leerresultaten
1A Als informatiebeheerder kan de student met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstromen naar anderen.
1. De student verzamelt informatie nodig voor het uitwerken van een schriftelijke of mondelinge opdracht, selecteert de essentiële informatie en verwerkt deze tot doel- en doelgroepgerichte mondelinge en schriftelijke communicatie. Dit alles doet de student vrijwel geheel zelfstandig. Docenten staan ter beschikking voor vragen en begeleiding.
2. De student gaat zelf actief op zoek naar informatie en praktijkvoorbeelden.
3. De student achterhaalt welke informatie essentieel is voor een goed verloop van het bedrijfsproces en houdt deze op een gestructureerde wijze bij door gebruik te maken van gepaste software.
2A Als (meertalige) communicator toont de student aan dat hij / zij via de geijkte kanalen een boodschap in verschillende talen zowel mondeling als schriftelijk aan de juiste doelgroep kan doorgeven; die boodschap bevat accurate, duidelijke, (qua vormgeving) aantrekkelijke informatie, aangepast aan de specifieke doelgroep. Hij kan voor opvolging zorgen indien nodig.
1. De student communiceert mondeling en schriftelijk in het Nederlands en communiceert aangepast aan doelgroep, doelstelling, medium en boodschap.
2. De student presenteert zonder spreekschema voor het management, voor het personeel en voor klanten onder zeer beperkte begeleiding.
3. De student verzorgt de in- en externe communicatie omtrent de opstart van een fictief bedrijf en dit vooral in functie van zijn afstudeertraject. Dit wordt begeleid door de docenten wanneer het over nieuwe vaardigheden gaat en beperkt begeleid wanneer het over reeds behandelde vaardigheden gaat. Begeleiding wordt voorzien na expliciet verzoek van de student zelf.
4. De student voert interne en externe gesprekken onder beperkte begeleiding. Hij rapporteert mondeling aan het management, vergadert, telefoneert, …
5. De student stelt interne en externe bedrijfsteksten in het Nederlands en onder beperkte begeleiding en naargelang zijn keuzetraject een selectie uit de volgende genres: beeldschermteksten, wervende en zakelijke brieven, e-mailberichten, folders en/of brochures, nieuwsbrieven, fact sheets, papers, memo’s en zakelijke rapporten, persberichten, listings,… Hij notuleert, correspondeert, rapporteert, stelt checklists en evaluatieformulieren op…
3C De student kan zijn werk in tijd plannen, prioriteiten stellen, deadlines halen, ook als hij onder (zware) stress staat.
1. De student analyseert elke opdracht en pakt deze planmatig aan. Als hij lacunes in zijn competenties ontdekt, gaat hij zelf op zoek naar de nodige informatie en verwerkt deze. Begeleiding wordt voorzien op expliciet verzoek van de student zelf.
2. De student werkt zelfstandig en neemt zijn verantwoordelijkheid op: hij begint zelfstandig aan een taak, werkt die af en rapporteert erover. De student houdt hierbij rekening met deadlines en met taakverdelingen en afspraken binnen zijn groep.
3. De student wordt geconfronteerd via verschillende communicatiekanalen met bedrijfsgerichte opdrachten. Deze opdrachten met deadlines worden pas kenbaar gemaakt tijdens het project. De student zorgt ervoor dat de deadlines van de opdrachten gerespecteerd worden door mogelijk met teamleden afspraken te maken en op te volgen.
4. De student plant in samenwerking met de teamleden het werk van dit project, maar wordt ook geconfronteerd met planningen die in de war gestuurd worden door onverwachte opdrachten. Time en stress management worden op de proef gesteld.
5. De student organiseert voor zijn of haar groep vergaderingen, stelt een doelgerichte agenda op en maakt een verslag met daarin gemaakte afspraken en deadlines.
4A Als beleidsadviseur kan de student de visie, strategie van het management begrijpen, de draagwijdte ervan vatten zodat hij de implementatie ervan adequaat kan ondersteunen. Hij kan een advies formuleren en verantwoorden op basis van beroepsgebonden informatie en zo bijdragen tot de beleidsvoering.
1. De studenten adviseren het management mbt PR en corporate communication. Ze voeren PR-acties, PR-opdrachten en events uit en zorgen ervoor dat deze kaderen binnen de algemene managementstrategie. Ze brengen hierover verslag uit naar elkaar en argumenteren hun bevindingen met als doel het kritisch denkvermogen aan te scherpen.
2. De student komt op basis van verkregen cijfermateriaal tot bedrijfsondersteunende informatie en kan deze informatie gestructureerd rapporteren. De student neemt hierbij een kritische houding aan bij de keuze van het toepassingspakket waarbij efficiëntie en professionalisme worden nagestreefd.
3. De student voert eenvoudige leidinggevende taken uit: een werkplanning opstellen, een vergadering voorzitten, groepsleden aanzetten tot doelgericht handelen.
5A Als kwaliteitsbewaker kan de student bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen instaan voor de kwaliteit van zijn eigen werkuitvoering en een bijdrage leveren tot het verbeteren van de kwaliteit van zijn beroepsomgeving. 5.B. Als kwaliteitsbewaker kan de jonge professional bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen een bijdrage leveren tot het verbeteren van de kwaliteit van zijn beroepsomgeving.
1. De student krijgt veel verantwoordelijkheid en zelfstandigheid: hij moet zelfstandig een taak aanvatten, afwerken en erover rapporteren.
2. De student voert taken uit met aandacht voor alle deelelementen, hoe klein ook, zodat hij een hoge mate van correctheid en volledigheid in gegevens en procedures bereikt. De student past zijn werk aan na feedback.
3. De student is accuraat en staat kritisch tegenover zijn eigen werk en dat van teamleden: hij communiceert duidelijk, correct (spelling, stijl, woordenschat), aantrekkelijk, gestructureerd en gepast met doel en doelgroep voor ogen en bewaakt dit voortdurend.
4. De student werkt in team en heeft een constructieve inbreng in dat team, de docent stuurt het teamwerk enkel bij in geval van ernstige problemen.
5. De student kent zijn eigen beperkingen, en vraagt advies of roept de hulp in van anderen waar dat nodig is.
6. De student voert een eigen SWOT-analyse uit over de eindcompetenties van het beroep en stelt op basis van die SWOT leerdoelen op voor het project.
7. De student verzamelt leermateriaal a.h.v. een notitieboek en selecteert de meest relevante leerervaringen. De student bespreekt die leerervaringen volgens de reflectietechniek en documenteert zijn reflectie met relevant materiaal in een portfolio. De student legt verbanden met de vooraf gestelde leerdoelen.
8. De student verzamelt ‘best practices’ met de bedoeling om ze op het einde van zijn studies te bundelen in een sollicitatieportfolio. De student verzorgt geheel zelfstandig de invulling van het portfolio. Het portfolio draagt de persoonlijke stempel van de student en is professioneel volledig in orde.
9. De student heeft inzicht in het ontwikkelen van een ethisch beleid ter voorkoming van issues en crisissen in het kader van integriteitsmanagement en communicatiestategie. De student past toe, werkt uit en vertaalt het stappenmodel voor ethische dilemma’s in een beleid en publicaties.
10. De student bepaalt de verantwoordelijkheden van de organisatie en formuleert zodanig dat de stakeholders weten wat het morele gezicht is van de organisatie en welke verantwoordelijkheden zij opneemt in haar ondernemingsactiviteiten.
11. De student reflecteert op eigen gedrag en keuzes inzake ethische dilemma’s in organisaties.
12. De student analyseert, beoordeelt en verantwoordt morele keuzes inzake activiteiten van de organisatie.
13. De student heeft inzicht in methodes om de morele prestaties van een onderneming te meten.