Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

Verruimingsproject Giants in English Literature: Chaucer & Shakespeare


Studiepunten3Creditcontract mogelijkJa
Programmajaar2Examencontract mogelijkJa

Docenten

  • Gilis Annelies

Onderwijsvorm

  • Groepswerk
  • Werkcollege
  • Zelfstudie
  • Hoorcollege

Begincompetentie

- eindcompetenties 1 BALSO
- interesse voor de Engelse taal en cultuur (literatuurgeschiedenis)
- bereidheid tot bijhouden/bijwerken taalbeheersing buiten de contacturen
- vlotte mondelinge communicatievaardigheden (Engels)

Eindcompetentie

FG 3: de leraar als inhoudelijk expert
Communicatieve vaardigheden
De studenten beheersen de basiskennis van het Engels en begrijpen actuele Engelstalige documenten en verscheidene tekstsoorten. Ze beheersen leesstrategieën en kunnen beluisterde of gelezen documenten bondig samenvatten en er vragen bij formuleren. Ze nemen op een vlotte en correcte wijze deel aan een discussie of gesprek en ze kunnen een vlotte tekst schrijven in het Engels; ze passen de nodige strategieën toe om tot een correcte productie te komen en houden rekening met de tekstvoorwaarden.

Culturele component
Studenten kennen een aantal belangrijke auteurs uit de vermelde periodes; ze lezen een aantal
teksten van hun hand en kunnen deze auteurs en hun werk ook situeren; daarnaast bouwen ze een globaal
beeld op van de Engelse maatschappij van deze periodes. Van de teksten die gelezen worden
kunnen de studenten de woordenschat verklaren of synoniemen geven, de inhoud vertellen en
een bespreking maken.

FG 10: de leraar als cultuurparticipant
Studenten lezen (zelfstandig) een aantal Engelstalige boeken/teksten en maken hiervan een bespreking en/of presentatie. Ze gaan ook kritisch om met achtergrondinformatie.
De studenten kunnen maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch
benaderen in Engelstalige literatuur en actualiteit. Ze blijven op de hoogte van culturele
ontwikkelingen binnen hun vakgebied.

FG 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1. Studenten bereiden zelfstandig of in groep lessen en/of presentaties voor en voeren deze uit. Hierbij achterhalen ze de beginsituatie van de leergroep en kiezen en formuleren ze doelstellingen op basis van deze beginsituatie.
2. Studenten selecteren leerinhouden uit een gegeven aanbod en structureren en vertalen deze in leeractiviteiten.
3. Studenten bepalen een aangepaste methodische aanpak en groeperingvormen, afgestemd op de doelstellingen. Hierbij aansluitend kiezen ze leermiddelen en ze passen deze aan indien nodig (individueel of na overleg in team).

FG 2: de leraar als opvoeder
Studenten creëren een positief leerklimaat en zorgen voor een positieve interactie tijdens
hun lessen en/of presentaties. Ze kunnen ook hun eigen gedrag kritisch bevragen.

FG 4: de leraar als organisator
Studenten bevorderen een gestructureerd werkklimaat en kunnen een soepel en efficiënt lesverloop creëren, passend in een tijdsplanning vanuit het oogpunt van de leraar en de lerende.

FG 5: de leraar als innovator / onderzoeker
Studenten kunnen vernieuwende elementen aanbrengen en aanwenden.

Attitudes
Studenten hebben aandacht voor de volgende attitudes:
A5 organisatievermogen: studenten bepalen zelfstandig of in groep een methodische aanpak.
A3 kritische ingesteldheid / A4 leergierigheid: studenten tonen een ruime interesse voor de
Engelse taal en cultuur, zijn bereid zich op de hoogte te houden van de actualiteit en zelfstandig hun luister-en leesvaardigheid te oefenen door regelmatig de Engelstalige media te volgen. Ze beseffen dat het lezen van (literaire) teksten de bedoeling heeft hun inzicht in de Engelse literatuur, cultuur en gedachtewereld te verrijken, hun taalvaardigheid te ontwikkelen, hun woordenschat uit te breiden en hen zin voor precisie en het aanvoelen van nuances in de woordkeuze bij te brengen.
A2 relationele gerichtheid / A6 zin voor samenwerking: studenten werken in groep bij tekstbespreking, presentaties, enz.
A8 creatieve gerichtheid
A10 gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie

Inhoud

Culturele component
- literatuur uit de periode 1400-1800, met nadruk op Chaucer en Shakespeare;
- kennis van de Engelse maatschappij van deze periode (historische, sociale en literaire context);
- woordenschat, inhoud en bespreking van teksten, gedichten en filmfragmenten.

Studiematerialen

Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

Cursussen

  • Cursus

Handboeken

  • Penguin Guide to Literature in English: Britain and Ireland
  • Shakespeare

Toledo (Digitale leeromgeving)

  • Online studiemateriaal
  • Opdrachten en studiemateriaal op Toledo

Evaluatie

- Het eindresultaat is niet noodzakelijk een optelsom van de verschillende punten; een zwaar tekort (7/20 of minder) op het mondelinge deel kan leiden tot een vermindering van het eindcijfer, ook al is het schriftelijke examen ruim voldoende (en omgekeerd).
- Bij het mondelinge examen wordt rekening gehouden met zowel inhoud als presentatie (structuur van het antwoord, vlot en correct taalgebruik, uitspraak, expressiviteit en communicatieve vaardigheid).
- Indien de deadline van een opdracht niet wordt gerespecteerd, kunnen de punten niet worden opgenomen in het geheel.

Berekening van scores voor opleidingsonderdelen die bestaan uit meerdere deelopleidingsonderdelen
Algemene regel: totaalscore = gewogen gemiddelde van de deelscores

Uitzonderingsregel (in geval een zwaar tekort op één deelopleidingsonderdeel maakt dat het credit voor het volledige opleidingsonderdeel niet kan toegekend worden) (toe te passen op scores die werden afgerond tot op een geheel getal op twintig):
1. voor gewogen gemiddelden kleiner dan 9/20 en groter dan 14/20 wordt niet ingegrepen op de totaalscore ( = gewogen gemiddelde van de deelscores)
2. voor gewogen gemiddelden vanaf 9/20 tot en met 14/20 wordt de totaalscore afgetopt naar:
*8/20 indien een deelscore 0, 1, 2, 3 of 4 op 20 bedraagt
*9/20 indien een deelscore 5 of 6 op 20 is

Voor het deelopleidingsonderdeel Verruimingsproject is een andere evaluatiemethode dan aangegeven mogelijk, in samenspraak met de betrokken docent(en).

Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Opdrachten60%
Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Mondeling examen40%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Opdrachten60%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Mondeling examen40%