Hoofdpagina | Bachelor in het informaticamanagement en de multimedia

Schrijf- en presentatietechnieken


Studiepunten5Creditcontract mogelijkJa
Programmajaar1Examencontract mogelijkJa

Docenten

  • De Belder Anna-Maria
  • Verbruggen Jan
  • Jacobs Greet
  • Vanesch Nadine
  • de Badts Joyce

Onderwijsvorm

  • Zelfstudie
  • Groepswerk
  • Hoorcollege
  • Oefensessie
  • Werkcollege

Begincompetentie

Eindtermen Nederlands secundair onderwijs

Eindcompetentie

2. BEROEPSROL: COMMUNICATOR

2.A. De jonge professional communiceert omtrent een project zowel mondeling als schriftelijk, in Nederlands, Frans en Engels, professioneel met alle betrokken partijen.

Voor de rol van communicator betekent dit:
2.1. De jonge professional communiceert vlot, durft vragen stellen, kan probleemoplossend denken en durft hulp inroepen bij het bespreken van een opdracht.
2.2. De jonge professional kan zijn project vlot duiden, alsook de wijze waarop de invulling ervan tot stand kwam. Hij geeft een onderbouwde presentatie over de inhoudelijke, technische en financiële facetten van het werk.
2.4. De jonge professional functioneert constructief in een (multicultureel, multidisciplinair) team, met respect voor de inbreng van de anderen.
2.5. De jonge professional communiceert in Nederlands, Frans en Engels, zowel mondeling als schriftelijk, met medewerkers, klanten, opdrachtgevers, …
2.6. De jonge professional documenteert beroepsspecifieke informatie, ideeën, problemen en oplossingen en communiceert deze zowel aan specialisten als aan leken (zowel schriftelijk als via een presentatie).

Dit betekent:
1. De student verzamelt voor diverse opdrachten op een efficiënte manier gegevens vanuit verschillende bronnen zoals internet, kranten en tijdschriften, maar ook vanuit gesprekken met externen.
2. De student controleert de volledigheid en betrouwbaarheid van deze informatie vooraleer hij deze verwerkt.
3. De student structureert en synthetiseert de informatie en voegt er zijn eigen mening aan toe.
4. De student stelt op basis van zelf verzameld materiaal een correcte tekst op en presenteert die schriftelijk (paper) en mondeling (presentatie) in stijlvol Nederlands aan de groepsgenoten en de docent.
5. De student zorgt bij de teamopdrachten voor een constructieve inbreng met respect voor het aandeel van de anderen en houdt daarbij rekening met interculturele verschillen. Hij is mee verantwoordelijk voor een optimale en doelgerichte samenwerking. Hij kan daarover rapporteren tijdens begeleidingsmomenten waarbij hij zijn aanpak kan verantwoorden en zijn inbreng kan aantonen.
6. De student evalueert het eigen functioneren kritisch en stuurt zo nodig bij, mede op basis van de feedback door de docent en/of medestudenten.
7. De student werkt elke opdracht zorgvuldig af (individueel of in teamverband).


3.BEROEPSROL: ORGANISATOR/COÖRDINATOR
3.B. De jonge professional plant zijn werk in tijd, stelt prioriteiten en haalt deadlines, ook als hij onder (zware) stress staat.

Voor de rol van organisator/coördinator betekent dit:
3.2. De jonge professional onderscheidt hoofd- en bijzaken, en stelt op basis daarvan prioriteiten.
3.3. De jonge professional maakt een werkplanning op en volgt deze ook effectief.
3.4. De jonge professional leert efficiënt te blijven functioneren onder (redelijk) zware werkdruk.

Dit betekent:
1. De student bereidt zijn (team)opdrachten steeds grondig voor, met oog voor zowel hoofd- als deeltaken.
2. De student maakt daarbij een werkplanning op en volgt deze effectief.
3. De student is in staat om efficiënt te blijven functioneren, ook onder zware werkdruk.


5.BEROEPSROL: KWALITEITSBEWAKER

5.A. De jonge professional staat bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen in voor de kwaliteit van zijn eigen werkuitvoering.

Voor de rol van kwaliteitsbewaker betekent dit:
5.10. De jonge professional onderkent ethische, deontologische en maatschappelijke vragen in zijn beroepscontext en neemt hierbij een beredeneerd standpunt in.

Dit betekent:
1. De student kan een beredeneerd standpunt innemen ten opzichte van maatschappelijke thema’s en is op de hoogte van interculturele verschillen.

Inhoud

-Spelling, zinsbouw en stijl
problemen remediëren d.m.v. oefeningen en feedback op door de student opgemaakte teksten;
-Woordenschat
woordenschat uitbreiden d.m.v. (schrijf)oefeningen;
-Tekstopmaak
aanreiken van technieken rond het redigeren van teksten waarvoor de student bronmateriaal zelfstandig maar ook in teamverband verzamelt om het daarna in een vlotte, foutloze tekst te gieten;
-Presentaties
aanreiken van technieken rond het voorbereiden en houden van een presentatie;
een aantal presentaties voorbereiden en uitvoeren – individueel en in teamverband
-vergadertechnieken
aanreiken van technieken rond het voorbereiden en houden van een vergadering;
een aantal vergaderingen voorbereiden en uitvoeren

Studiematerialen

Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

Schriftelijke taalbeheersing

Handboeken

  • Stoomcursus woordenschat

Evaluatie

Dit vak wordt in beide semesters gedoceerd. De student wordt geëvalueerd in het semester waarin hij de lessen volgt.

Public Speaking
Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Tussentijdse evaluatie100%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Mondeling examen100%
Eerste examenkansTweede examenperiode (juni)Tussentijdse evaluatie100%
Schriftelijke taalbeheersing
Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Tussentijdse evaluatie100%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Schriftelijk examen100%
Eerste examenkansTweede examenperiode (juni)Tussentijdse evaluatie100%