Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs
Nederlands 2
Docenten
- Kelly Niomi
- Van de plas Frederik
Onderwijsvorm
- Groepswerk
- Hoorcollege
- Oefensessie
- Werkcollege
- Zelfstudie
Begincompetentie
Eindcompetenties Nederlands 1; uitgesproken interesse voor de Nederlandse taal, aandacht voor taalzorg in de vier vaardigheden.
Eindcompetentie
Functioneel geheel: leerkracht als inhoudelijke expert:
3.1. Basiskennis beheersen en recente evoluties in verband met domeinspecifieke kennis en vaardigheden van en in het nederlands opvolgen.
3.2. De verworven domeinspecifieke kennis en vaardigheden aanwenden.
Taalstudie
Aspecten van de talige, communicatieve situatie: functies en effecten van taalhandelingen
De student is in staat om een verzorgde uitspraak aan te wenden tijdens spreekvaardigheidsmomenten. Verzorgd taalgebruik wordt een attitude.
De student beheerst de theorie en de praktijk van de spelling.
Taalbeschouwing
De student kent de verschillende woordsoorten en zinsdelen en kan deze onderscheiden in zinnen.
Literatuur deel 2
De student vergroot zijn literaire competentie: hij onderscheidt tekstsoorten, diachronisch en synchronisch; kan omgaan met secundaire literatuur (literaire magazines, recensies, analyses van poëtische teksten en theaterbesprekingen).
De student verkent het gebied van de jeugdliteratuur.
Vakdidactiek
3.3 De student beheerst de leerstof die hij aanbiedt in een les.
Functioneel geheel : leerkracht als begeleider van leer- en ontwikkeingsprocessen
1.1. De student achterhaalt de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep: taalvaardigheidsniveau; schooltaal- thuistaalaspecten, anderstaligheid
1.2. De student kiest basisdoelen en formuleert ze concreet- operationeel op basis van leerplan, eindtermen en ontwikkelingsdoelen van de eerste graad
1.3. De student selecteert leerinhouden rekening houdend met de beginsituatie van leerlingen, doelen en beschikbare tijd
1.4. De student structureert leerinhouden en vertaalt ze in leerstappen, opdrachten en bordschema’s
1.5. De student werkt een aangepaste methodische aanpak uit: strategieën aanleren voor spelling, studerend lezen, moeilijke woordenschat, inductieve taalbeschouwing
1.6. De student kiest didactische media en materialen kritisch, aangepast aan het taalniveau van de leerlingen.
Functioneel geheel : leerkracht als organisator
4.1. Een gestructureerd werkklimaat bevorderen: gebruik van de ruimte voorbereiden in functie van doelstellingen, beginsituatie, leermaterialen en werkvormen
Functioneel geheel : leerkracht als organisator
De student heeft een natuurlijke, expressieve en enthousiaste houding, verbaal en non-verbaal
Functioneel geheel: leerkracht als cultuurparticipant
4.3. Op correcte wijze administratieve taken uitvoeren: stipt en nauwkeurig zijn in het maken van een lesvoorbereiding
10.1. Actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen
De student volgt de actualiteit en de kunstuitingen in verband met taal, literatuur en taalbeleid.
Taalcompetenties
De student hanteert het juiste taalregister t.o.v. zijn leerlingen.
De student heeft de juiste didactische competentie van de vraagtechniek.
Inhoud
INHOUDELIJK EXPERT:
Taalstudie
Spelling, taalvarianten (schooltaal-thuistaal), taalregister, taalhandelingen
Taalbeschouwing
Woord- en zinsleer + oefeningen
Literatuur deel 2
Poëzie, proza, theater en jeugdliteratuur
VAKDIDACTIEK:
Aspecten van de taal van de student, leerling en leraar.
Studerend lezen: studiemethode en voor didactische strategieën bij de analyse en verwerking van zakelijke teksten
Spellingdidactiek
Inductieve methode bij taalbeschouwing
Het leren opstellen van lesvoorbereidingen
Studiematerialen
Meer info op de cursussen- en boekenlijst.
Inhoudelijk expert
Cursussen
Handboeken
- Handboek Spraakkunst + oefenboek
- Oefenboek Spraakkunst
Vakdidactiek
Cursussen
Handboeken
- Leeskracht!
- Nieuw Netwerk Nederlands 1 A - leerboek
- Nieuw Netwerk Nederlands 1 A - werkboek
Evaluatie
Opmerkingen
- Het eindresultaat is niet noodzakelijk een optelsom van de verschillende punten; een zwaar tekort (7/20 of minder) op het mondelinge deel kan leiden tot een vermindering van het eindcijfer, ook al is het schriftelijke examen ruim voldoende (en omgekeerd).
- Bij het mondelinge examen wordt rekening gehouden met zowel inhoud als presentatie (structuur van het antwoord, vlot en correct taalgebruik, uitspraak, expressiviteit en communicatieve vaardigheid).
- Indien de deadline van een opdracht niet wordt gerespecteerd, kunnen de punten niet worden opgenomen in het geheel.
Berekening van scores voor opleidingsonderdelen die bestaan uit meerdere deelopleidingsonderdelen
Algemene regel: totaalscore = gewogen gemiddelde van de deelscores.
Uitzonderingsregel (in geval een zwaar tekort op één deelopleidingsonderdeel maakt dat het credit voor het volledige opleidingsonderdeel niet kan toegekend worden) (toe te passen op scores die werden afgerond tot op een geheel getal op twintig):
1. voor gewogen gemiddelden kleiner dan 9/20 en groter dan 14/20 wordt niet ingegrepen op de totaalscore ( = gewogen gemiddelde van de deelscores)
2. voor gewogen gemiddelden vanaf 9/20 tot en met 14/20 wordt de totaalscore afgetopt naar:
*8/20 indien een deelscore 0, 1, 2, 3 of 4 op 20 bedraagt
*9/20 indien een deelscore 5 of 6 op 20 is
Inhoudelijk expert |
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Opdrachten | 20% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | 20% | | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Schriftelijk examen | 80% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Schriftelijk examen | 80% | | Vakdidactiek |
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Mondeling examen | 40% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | 40% | | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Opdrachten | 60% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | 60% | |