Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs
Engels 2
Docenten
Onderwijsvorm
- Oefensessie
- Groepswerk
- Hoorcollege
- Werkcollege
- Zelfstudie
Begincompetentie
- eindtermen Engels secundair onderwijs
- eindcompetenties Engels 1
- interesse voor de Engelse taal en cultuur
- bereidheid tot bijhouden/bijwerken taalbeheersing buiten de contacturen
Eindcompetentie
INHOUDELIJK EXPERT
FG 3: de leraar als inhoudelijk expert
Communicatieve vaardigheden
Studenten beheersen de basiskennis van het Engels en begrijpen actuele Engelstalige documenten en verscheidene tekstsoorten. Ze beheersen leesstrategieën en kunnen beluisterde of gelezen documenten bondig samenvatten, bespreken en er vragen bij formuleren. Ze nemen op een vlotte en correcte wijze deel aan een discussie of gesprek en ze kunnen een vlotte tekst schrijven in het Engels.
Taalkundige component
Studenten beheersen de basiswoordenschat van het Engels en werken zelfstandig aan de systematische verwerving en uitbreiding hiervan. Ze herkennen verschillende taalregisters, idiomatische uitdrukkingen en moedertaalinterferentie.
Ze beheersen de fundamentele regels van de Engelse spraakkunst en wenden hun kennis aan om:
- een regel correct, duidelijk en volledig te formuleren;
- een regel beknopt en visueel voor te stellen;
- de regels automatisch toe te passen in spreek- en schrijfopdrachten.
Bovendien hebben studenten inzicht in de opbouw van het spraakkunstsysteem en kunnen ze de onderdelen die (nog) niet behandeld werden zelfstandig opzoeken in een Engelse grammatica.
Studenten hebben inzicht in het Engelse klanksysteem en beheersen de basis van het Engelse fonetisch stelsel. Ze leggen linken met het Nederlandse systeem op een contrastieve manier. Ze beheersen een correcte uitspraak op basis van geleide oefeningen en vrije communicatie.
Culturele component
De studenten kennen een aantal Engelstalige auteurs en lezen teksten van hun hand. Ze kunnen deze auteurs en hun werk ook situeren. Ze bouwen een globaal beeld op van de Britse maatschappij uit verscheidene periodes en kunnen maatschappelijke thema's en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen in Engelstalige literatuur. Van de teksten die gelezen worden kunnen de studenten de woordenschat verklaren of synoniemen geven, de inhoud vertellen en een bespreking maken.
Attitudes
Studenten hebben aandacht voor deze attitudes in de loop van dit semester:
A3 kritische ingesteldheid / A4 leergierigheid: studenten tonen een ruime interesse voor de Engelse taal en cultuur, zijn bereid zich op de hoogte te houden van de actualiteit en zelfstandig hun luister- en leesvaardigheid te oefenen door regelmatig de Engelstalige media te volgen. Ze beseffen dat het lezen van (literaire) teksten de bedoeling heeft hun inzicht in de Engelse literatuur, cultuur en gedachtewereld te verrijken, hun taalvaardigheid te ontwikkelen, hun woordenschat uit te breiden en hen zin voor precisie en het aanvoelen van nuances in de woordkeuze bij te brengen. De studenten beseffen ook dat een grondige kennis van de spraakkunst een essentieel deel van hun opleiding tot taalleerkracht is.
A5 organisatievermogen: studenten bepalen zelfstandig of in groep een methodische aanpak bij opdrachten.
A2 relationele gerichtheid / A6 zin voor samenwerking: studenten werken in groep bij tekstbespreking, discussies, presentaties, enz. Ze staan open voor contacten met Engelstaligen (via correspondentie, internet, uitwisseling…).
A8 creatieve gerichtheid
A10 gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie
VAKDIDACTIEK
FG 1: de leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
Studenten achterhalen de beginsituatie van leerlingen en de leergroep (voorkennis en gedrag) door raadpleging van het leerplan. Ze kiezen basisdoelstellingen en formuleren deze concreet-operationeel op basis van leerplan, eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
Studenten selecteren leerinhouden rekening houdend met de beginsituatie van leerlingen, doelen en beschikbare tijd. Ze structureren leerinhouden en vertalen deze in leeractiviteiten, leerstappen en bordschema’s.
Studenten werken een aangepaste methodische aanpak uit (vb. trainen vaardigheden, inductieve en communicatieve aanpak grammatica en woordenschat) en bepalen groeperingsvormen (individueel, klassikaal, in groep) uitwerken om een activerend lesverloop te creëren.
Ze kiezen individueel en in team didactische media en materialen op een gestructureerde en kritische manier, in functie van de doelstellingen en aangepast aan het niveau van de leerlingen.
FG 2: de leraar als opvoeder
Studenten kunnen de aandacht van leerlingen wekken en vasthouden.
FG 3: de leraar als inhoudelijk expert
Studenten verwerven inzicht in de basisbegrippen en methodologie van het vreemdetalenonderwijs en volgen recente evoluties hierbij op. Ze maken kennis met de eindtermen, de leerplannen en de handboeken van het secundair onderwijs en ze kunnen hier zelfstandig mee omgaan. Bij het voorbereiden van lessen gebruiken ze verschillende waardevolle bronnen van informatie. Ten slotte situeren en integreren ze het eigen vormingsaanbod in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen, door hier in de lesvoorbereiding rekening mee te houden en naar te verwijzen (eindtermen, leerplandoelstellingen en jaarplannen) en door tijdens de les verwijzingen te maken naar voorkennis, andere vakken, ...
FG 4: de leraar als organisator
Studenten voorzien een realistische en zinvolle invulling van de beschikbare tijd binnen een les of lessenreeks. Ze creëren een soepel en efficiënt lesverloop door gelijktijdige en/of opeenvolgende activiteiten vlot en soepel te laten verlopen, de timing tijdens de les te respecteren en indien nodig, vlot aan te passen.
Ze voeren op correcte wijze administratieve taken uit: stipt en nauwkeurig zijn in het maken van een lesvoorbereiding.
FG 10: de leraar als cultuurparticipant
Studenten kunnen actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen:
actualiteit volgen en kritisch omgaan met informatie.
Taalcompetenties van de leraar (taalunie)
1. Non-verbale taal: studenten hebben een natuurlijke, expressieve en enthousiaste houding.
2. Studenten hanteren een duidelijk bordschrift.
3. Studenten kunnen gesprekken voeren met leerlingen, zowel individueel als in groep, over onderwerpen die door alle partners kunnen aangebracht worden, en in het bijzonder over leerinhouden.
4. Studenten kunnen schriftelijk vragen en opdrachten formuleren.
Attitudes
Studenten hebben aandacht voor deze attitudes in de loop van dit semester:
A1 beslissingsvermogen / A5 organisatievermogen: studenten bepalen zelfstandig of in groep een methodische aanpak bij lesvoorbereidingen.
A2 relationele gerichtheid / A6 zin voor samenwerking: studenten bespreken lesvoorbereidingen in groep.
A8 creatieve gerichtheid
A10 gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie
Inhoud
INHOUDELIJK EXPERT
1. Communicatieve vaardigheden:
strategieën m.b.t. de 4 vaardigheden: o.a. skimmen, scannen, oriënterend en intensief luisteren; verscheidene tekstsoorten (vb. beschrijving, verslag); gesprek, discussie, presentatie.
2. Taalkundige component
2.1 Woordenschat
- basiswoordenschat m.b.t. verscheidene thema’s (o.a. classroom English, houses, describing people, words & pronunciation);
- taalregisters, idiomatische uitdrukkingen en moedertaalinterferentie
2.2 Grammatica
De studenten krijgen een introductie tot de Engelse grammatica en bijhorende metataal (grammatical rank scale; reported speech; herhaling via zelfstudie: tenses, irregular verbs, verb classes, modality, conditionals). Grammatica kan occasioneel aan bod komen n.a.v. lectuur of taalvaardigheidstraining.
2.3 Fonetiek
- fonetiek en fonologie
- verschillen tussen Engels en Nederlands
- fonemen en allofonen
- classificatie en beschrijving van medeklinkers
- classificatie en beschrijving van klinkers
- fonetische transcriptie
- bijsturen van eigen uitspraak
2. Culturele component
- kennis van de Engelstalige wereld en actualiteit (historische, sociale en literaire context voor verschillende tijdsperioden);
- literatuur (thematische en/of chronologische aanpak van poëzie, proza, drama; woordenschat, inhoud en bespreking van teksten of gedichten die gelezen worden).
VAKDIDACTIEK
- basisbegrippen en methodologie van het vreemdetalenonderwijs;
- eindtermen, leerplannen en handboeken van het secundair onderwijs;
- lesopbouw;
- ‘receptive skills’ (reading / listening) en ‘teaching of structures’.
Studiematerialen
Meer info op de cursussen- en boekenlijst.
Inhoudelijk expert
Cursussen
Handboeken
- An A to Z of Common Errors
- English Grammar In Use (with answers and cd-rom)
- Grip on Grammar
- Grip on Grammar - Exercises (incl. cd-rom)
- Longman Dictionary of Contemporary English + DVD
- Van Dale middelgroot woordenboek Engels-Nederlands
- Van Dale middelgroot woordenboek Nederlands-Engels
- What's What?
Toledo (Digitale leeromgeving)
- Online studiemateriaal
- Opdrachten en studiemateriaal op Toledo
Vakdidactiek
Cursussen
Handboeken
- Leerplan Engels 1ste graad 2de jaar
- Leerplan Engels 2de graad ASO
- Spark 1 Leerwerkboek
Toledo (Digitale leeromgeving)
- Online studiemateriaal
- Opdrachten en studiemateriaal op Toledo
Evaluatie
Opmerkingen
- Het eindresultaat is niet noodzakelijk een optelsom van de verschillende punten; een zwaar tekort (7/20 of minder) op het mondelinge deel kan leiden tot een vermindering van het eindcijfer, ook al is het schriftelijke examen ruim voldoende (en omgekeerd).
- Bij het mondelinge examen wordt rekening gehouden met zowel inhoud als presentatie (structuur van het antwoord, vlot en correct taalgebruik, uitspraak, expressiviteit en communicatieve vaardigheid).
- Indien de deadline van een opdracht niet wordt gerespecteerd, kunnen de punten niet worden opgenomen in het geheel.
Berekening totaalscore
Algemene regel: de totaalscore is het gewogen gemiddelde van de deelscores.
Uitzonderingsregel (in geval een zwaar tekort op één deelopleidingsonderdeel maakt dat het credit voor het volledige opleidingsonderdeel niet kan toegekend worden):
1. voor gewogen gemiddelden kleiner dan 9/20 en groter dan 14/20 wordt niet ingegrepen op de totaalscore ( = gewogen gemiddelde van de deelscores)
2. voor gewogen gemiddelden vanaf 9/20 tot en met 14/20 wordt de totaalscore afgetopt naar:
*8/20 indien een deelscore 0, 1, 2, 3 of 4 op 20 bedraagt
*9/20 indien een deelscore 5 of 6 op 20 is
Inhoudelijk expert |
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Opdrachten | 20% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | 20% | | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Schriftelijk examen | 40% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Schriftelijk examen | 40% | | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Mondeling examen | 40% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | 40% | | Vakdidactiek |
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Mondeling examen | 50% | | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Opdrachten | 50% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | 50% | | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | 50% | |