Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

Stage 1


Studiepunten5Creditcontract mogelijkJa
Programmajaar1Examencontract mogelijkNeen

Docenten

  • Jacobs Viviane
  • De Coninck Kristof

Onderwijsvorm

    Begincompetentie

    Eindtemen secundair onderwijs

    Eindcompetentie

    1 De leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen

    1.1. De student kan de beginsituatie van de leerlingen en de leergroep achterhalen (voorkennis en gedrag) via studie van de puber, raadpleging leerplan, observatie en bevraging mentor.
    1.2. De student kan basis-, verbredings-, verdiepings- en vakoverschrijdende doelen kiezen en concreet- operationeel formuleren op basis van leerplan, eindtermen en ontwikkelingsdoelen.
    1.3. De student kan leerinhouden en leerervaringen selecteren rekening houdend met de beginsituatie van leerlingen, doelen, beschikbare tijd en maatschappelijke relevantie.
    1.4. De student kan de leerinhouden structureren en vertalen in leerstappen, opdrachten, bordschema’s, en zelf een leerlijn uitzetten.
    1.5. De student kan een aangepaste methodische aanpak (doceren, onderwijsleergesprek, toepassingen, opdrachten, groepswerk, hoeken- en contractwerk, projectwerk, begeleid zelfstandig leren, excursie, ....) en groeperingsvormen (individueel, klassikaal, groepsgewijs) uitwerken om een activerend lesverloop te creëren.
    1.6. De student kan didactische media en materialen kritisch kiezen, aanpassen, aanmaken en deze op een adequate, gestructureerde en kritische wijze gebruiken tijdens het lesgebeuren in functie van de doelstellingen, de beginsituatie en gekozen methodische aanpak en groeperingsvorm.
    1.7. De student kan een krachtige, ervaringsgerichte leeromgeving waarin welbevinden en betrokkenheid worden nagestreefd, voorbereiden en realiseren met aandacht voor de heterogeniteit binnen de leergroep.
    - De student kan de aandacht van de leerlingen vasthouden en interesse wekken.


    2 De leraar als opvoeder

    2.1. De student kan in overleg een positief leefklimaat creëren voor de leerlingen in klasverband en op school.


    3 De leraar als inhoudelijk expert

    3.2. De student kan de verworven domeinspecifieke kennis en vaardigheden aanwenden in de pedagogisch-didactische praktijk op een duidelijke en inhoudelijk correcte wijze.
    3.3. De student kan het eigen aanbod situeren en integreren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen. Dit door hier in de lesvoorbereiding rekening mee te houden en naar te verwijzen (eindtermen, leerplandoelstellingen en jaarplannen)en door tijdens het lesmoment verwijzingen te maken naar voorkennis, andere vakken,...


    4 De leraar als organisator

    4.1. De student kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen: gebruik van de ruimte voorbereiden in functie van doelstellingen, beginsituatie, leermaterialen en werkvormen en gestructureerd optreden door het geven van instructies.
    4.2. De student kan een realistische en zinvolle invulling van de beschikbare tijd voorzien binnen een les of lessenreeks. De student kan een soepel en efficiënt lesverloop creëren door gelijktijdige en/of opeenvolgende activiteiten vlot en soepel te laten verlopen (dode momenten en hiaten in de lesgang vermijden, afhakende leerlingen bijsturen)en door de timing tijdens de les te respecteren en indien nodig, vlot aan te passen.
    4.3. De student kan op correcte wijze administratieve taken uitvoeren: stipt en nauwkeurig zijn in het maken van een lesvoorbereiding, invullen van agenda, opnemen aanwezigheden, verbeteren van toetsen en taken,...


    5 De leraar als innovator – de leraar als onderzoeker

    5.3. De student kan het eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen:
    - inzichten uit vorige reflecties integreren in een lesvoorbereiding
    - op mondelinge en schriftelijke wijze terugblikken op stageactiviteiten
    - de essentiële aspecten uit het (eigen) pedagogisch-didactisch handelen kunnen formuleren
    - alternatieven kunnen formuleren voor (minder goede) aspecten uit het eigen pedagogisch-didactisch handelen
    - De student kan verschillende waardevolle informatiebronnen gebruiken bij het voorbereiden van lessen.


    6 De leraar als partner van de ouders/verzorgers

    6.1. De student kan zich informeren over en discreet omgaan met gegevens over de leerling.


    7 De leraar als lid van een schoolteam

    7.1. De student kan overleggen en samenwerken binnen het schoolteam.
    7.3. De student kan de eigen pedagogische en didactische opdracht en aanpak in een reflectiegroep en t.o.v. mentoren en docenten bespreekbaar maken.
    - De student kan contacten leggen met stagescholen en mentoren op een communicatief correcte wijze.


    Taalcompetenties

    - De student gebruikt een adequate en correcte mondelinge en schriftelijke taal.
    - De student heeft een natuurlijke, expressieve en enthousiaste houding (non-verbale taal).
    - De student hanteert een duidelijk bordschrift, ontwerpt een overzichtelijk bordschema.

    1. De student kan gesprekken voeren met leerlingen.
    3. De student kan mondeling opdrachten geven.
    4. De student kan schriftelijk vragen en opdrachten formuleren.
    5. De student kan een uiteenzetting voorbereiden en geven met schriftelijke ondersteuning.
    7. De student kan enthousiast vertellen zodat leerlingen de werkelijkheid door de woorden heen ervaren.
    8. De student kan expressief voorlezen zodat de leerlingen de werkelijkheid door de woorden heen ervaren.
    9. De student kan gesprekken voeren met volwassenen in en rond de school (mentoren, docenten,...).


    Specifieke aandacht voor volgende attitudes:
    A2: relationele gerichtheid
    A3: kritische ingesteldheid
    A4: leergierigheid
    A9: flexibiliteit
    A10: gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie

    Inhoud

    Het toepassen van allerlei inzichten en oefenen van vaardigheden in de praktijk:
    -een stageaanvraag doen in en afspraken maken met de mentor-coach van de stageschool over uit te voeren stagetaken;
    -lesgevers gericht observeren (inclusief registreren, interpreteren, mondeling en schriftelijk rapporteren;
    -een spreekoefening voorbereiden en uitvoeren op een motiverende wijze;
    -een didactische oefening voorbereiden en uitvoeren op een motiverende en activerende wijze;
    -overleggen met de vakmentor over uit te voeren taken;
    -een vakmentor observeren en nagaan welke administratieve en didactische taken hij uitvoert en hem hierbij assisteren;
    -de betrokkenheid van leerlingen observeren en het verband onderzoeken met de betrokkenheidsverhogende factoren en er feedback over geven aan de lesgever;
    -reflecteren over het eigen communicatief en didactisch handelen volgens de reflectiecirkel van Korthagen en een reflectieverslag opstellen;
    -een reflectieverslag schrijven voor een groepsreflectie, reflecteren over het eigen functioneren in een reflectiegroep en een verwerkingsverslag over deze groepsreflectie schrijven;
    -feedback geven en feedback vragen en ontvangen over een didactische prestatie;
    -een les voorbereiden en hierbij eventueel overleggen en samenwerken met de derdejaarsstudent, de vakmentor of vakdocent;
    -een lesvoorbereiding digitaal en in een correcte taal uitschrijven volgens de richtlijnen;
    -een les geven.
    Informatie over de concrete invulling en planning is terug te vinden in de stagehandleiding.

    Studiematerialen

    Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

    Evaluatie

    Slechts één examenkans toegestaan: door de aard van het opleidingsonderdeel is de organisatie van een tweede examenkans praktisch niet mogelijk.

    De volledige procedure staat beschreven in de stagehandleiding.

    Eerste examenkansTweede examenperiode (juni)Portfolio100% stagemap