Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs
Nederlands 4
Docenten
Onderwijsvorm
- Groepswerk
- Hoorcollege
- Oefensessie
- Werkcollege
- Zelfstudie
Begincompetentie
Eindcompetenties Nederlands 3
Eindcompetentie
Literatuur:
3. Leraar als inhoudelijke expert:
3.1 Basiskennis beheersen en recente evoluties in de literatuur volgen
3.2 De verworven literaire competentie aanwenden :
De student analyseert door close-reading een tekst en schrijft daarover essayistisch. Hij/zij kan een tekst in de literaire traditie plaatsen en becommentariëren.
Taalbeschouwing/schrijven:
3. Leraar als inhoudelijke expert:
3.1 Basiskennis spraakkunst (woord- en zinsleer) beheersen en uitbreiden
3.2 De verworven competenties aanwenden in eigen teksten: de student kan bij een toneelopvoering een weloverwogen beoordeling schrijven, gebruikmakend van zijn eigen beleving en een tweetal ernstige recensies.Verder kan hijzelf creatieve teksten produceren op het niveau van 1ste en 2de graad secundair onderwijs.
Attitude: gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik
Vakdidactiek :
1 Leraar als begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1.6 In teamverband leermiddelen kiezen en aanpassen
1.7 Realiseren van een adequate leeromgeving
1.8 Observatie/evaluatie voorbereiden
1.9 Observeren van proces en product
Jeugdliteratuur: de student selecteert jeugdboeken, verantwoordt zijn keuze en werkt fragmenten didactisch uit. De student is in staat de vakdidactische lijnen die werden uitgezet in de didactiek rond spreekvaardigheid en luistervaardigheid toe te passen in spreek-en luisterlessen op een expressieve manier.
Inhoud
Literatuur : De tekstkeuze bevat verhalen van alle tijden. Echter geen geschiedenis van de Nederlandse epiek. De studenten worden op verschillende manieren met allerlei soorten verhalen geconfronteerd. De nadruk ligt op het onderscheiden van tekstgenres. Het einddoel is het ‘literaire’ in teksten te herkennen en weten te waarderen via tekstanalyse.
Taalbeschouwing : De lessen spraakkunst zijn gericht op het expliciet maken van het taalsysteem dat onbewust door de taalgebruiker wordt toegepast. Daartoe moeten de studenten beschikken over een goed uitgebouwd begrippenapparaat, zoals woordsoorten en syntactische categorieën. De studenten moeten zinsdelen en woordsoorten herkennen en kunnen benoemen. Woordleer: na verkenning van de situatie waarin het woord/de woordsoort zich vertoont, reflecteren we over de verschijningsvormen ervan. Daaruit volgt het formuleren van de eigenschappen van de woordsoort. De inductief gevonden grammatica wordt getoetst aan de theorie in het schoolboek en het taalboek Nederlands. Alle woordsoorten komen dit jaar aan bod. Zinsleer: de studie van de zin gebeurt eveneens op inductieve wijze. Verkennen van het taalmateriaal, reflecteren over het verschijnsel en formuleren van de taalsystematiek.Alle zinsdelen passeren de revue.
Schrijven: aandacht voor alle aspecten van het schriftelijke communicatieproces. Leren hanteren van tekstvoorwaarden, door ze expliciet te formuleren bij schrijfopdrachten voor de leerling en ze te hanteren bij een zinvolle evaluatie. De verbetering gaat gepaard met een doelgerichte en occasionele taalbeschouwing naar aanleiding van wat werkelijk geschreven werd.
Vakdidactiek:
Vertrekkend vanuit de nieuwe leerplannen 1ste en 2de graad ASO en BSO wordt er gewerkt rond:
* Doelen en werkvormen van het literatuuronderwijs.Leesdossier, leesverslag.Leesbevordering, functie van jeugdliteratuur: fragmenten en/of volledige werken.
* Luistervaardigheid en spreekvaardigheid: analyse van het spreek- en luisterproces.
* Didactische werkvormen i.v.m. luistermodi, luisterlezen, voorlezen.
* Informatie rond vakliteratuur.Vakdidactische tijdschriften.
* Taalbeschouwing
Studiematerialen
Meer info op de cursussen- en boekenlijst.
Inhoudelijk expert
Cursussen
Handboeken
- Markant Nederlands 2 Bronnenboek
- Markant Nederlands 2 Werkboek incl. cd-rom
- Taalboek Nederlands
Vakdidactiek
Cursussen
Handboeken
Evaluatie
Berekening van scores voor opleidingsonderdelen die bestaan uit meerdere deelopleidingsonderdelen
Algemene regel: totaalscore = gewogen gemiddelde van de deelscores. Uitzonderingsregel (in geval een zwaar tekort op één deelopleidingsonderdeel maakt dat het credit voor het volledige opleidingsonderdeel niet kan toegekend worden) (toe te passen op scores die werden afgerond tot op een geheel getal op twintig):
1. voor gewogen gemiddelden kleiner dan 9/20 en groter dan 14/20 wordt niet ingegrepen op de totaalscore ( = gewogen gemiddelde van de deelscores)
2. voor gewogen gemiddelden vanaf 9/20 tot en met 14/20 wordt de totaalscore afgetopt naar:
*8/20 indien een deelscore 0, 1, 2, 3 of 4 op 20 bedraagt
*9/20 indien een deelscore 5 of 6 op 20 is
Inhoudelijk expert |
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Mondeling examen | | 40% | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Schriftelijk examen | | 40% | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Opdrachten | | 20% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | | 40% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | | 20% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Schriftelijk examen | | 40% | Vakdidactiek |
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Mondeling examen | | 50% | Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Opdrachten | | 50% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | | 50% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | | 50% |