Begincompetentie
eindcompetenties van alle opleidingsonderdelen van de eerste 4 semesters
Eindcompetentie
BEROEPSROL: INFORMATIEBEHEERDER
1.A Als informatiebeheerder kan de jonge professional met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstromen naar anderen.
1.1 vanuit zijn kennis van de actualiteit en zijn algemene kennis van de maatschappij de nieuwswaarde van een onderwerp kan inschatten;
1.2 de relevantie van een onderwerp voor zijn doelgroep(en) kan bepalen;
1.3 de noodzaak van bepaalde informatie kan aanvoelen vanwege de logica van het verhaal
1.8 nieuwsfeiten kan duiden en kaderen
1.9 kan interpreteren welke informatie essentieel is voor zijn journalistieke producten; hoofdzaken van bijzaken kan onderscheiden; kan selecteren op basis van juistheid, betrouwbaarheid en volledigheid van informatie;
1.14 informatie kan ordenen op grond van structuurconventies van het gekozen genre en op basis van relevantie (van belangrijk naar minder belangrijk, van algemeen naar bijzonder, ...
BEROEPSROL: COMMUNICATOR
2.A Als communicator kan de jonge professional via de geijkte kanalen een boodschap conceptueel, redactioneel en visueel communiceren, aangepast aan het medium en de specifieke doelgroep (uit diverse
2.1 ordeningen vormtechnisch zichtbaar kan maken en hierbij rekening kan houden met de huisstijlregels;
2.3 zich kan bedienen van journalistieke genres en bijhorende stijltechnieken: koppen, tussenkoppen, titels, quotes, streamers en onderschriften adequaat kan gebruiken, voor meerwaarde kan zorgen via treffende citaten, details, voorbeelden, beelden en sfeerbepalende elementen;
2.6 zichzelf en zijn ideeën kan presenteren bij collega’s en
opdrachtgevers;
BEROEPSROL: KWALITEITSBEWAKER
5.A Als kwaliteitsbewaker kan de jonge professional bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen instaan voor de kwaliteit van zijn eigen werkuitvoering.
5.1 de kwaliteitszorg integraal kan toepassen:
hij kan de effectiviteit en de efficiëntie van zijn plannen sturen, controleren, bijsturen en zelf tot nieuwe inzichten en procedures komen (PDCA). Hij controleert daarbij voortdurend input (gegevens bij start), throughput (proces) en output (resultaten);
5.2 een kwaliteitsvolle redenering kan opbouwen,
waarbij hij rekening houdt met beroepsspecifieke inzichten, ervaringen, bevindingen en gewoonten;
5.8 eigen en andermans werk kritisch kan beschouwen en het oordeel helder en gemotiveerd kan overbrengen aan anderen, gebruik makend van grammaticale en tekstanalytische begrippen;
5.9 de ten behoeve van zijn product gemaakte keuzes ten aanzien van bronnen, aanpak en uitvoering kan toelichten en verantwoorden.
5.14 eindredactie kan uitvoeren op door hem zelf en anderen vervaardigde
producten.
Inhoud
1 genres binnen storytelling
2 bouwstenen van de storytelling
3 analyse
4 relatie tussen storytelling, doelgroepen en media
5 crossmedia toepassingen van storytelling
6 opdracht crossmediaal verhaal
Studiematerialen
Meer info op de cursussen- en boekenlijst.
Cursussen
Evaluatie
Eerste examenkans | Eerste examenperiode (januari) | Mondeling examen | | 75% | Eerste examenkans | Eerste examenperiode (januari) | Opdrachten | | 25% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | | 75% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | | 25% |