Begincompetentie
3de programmajaar Tv vijfde semester
Eindcompetentie
1A - De young professional kan met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in de beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstormen naar anderen.
1.1. vanuit zijn kennis van de actualiteit en zijn algemene kennis van de maatschappij de nieuwswaarde van een onderwerp kan inschatten.
1A - De young professional kan met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in de beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstormen naar anderen.
1.3. de noodzaak van bepaalde informatie kan aanvoelen vanwege de logica van het verhaal.
1.4. deze informatie gericht kan verzamelen via de belangrijke persbureaus, naslagwerken, databanken, het internet of uit eigen waarnemen ter plekke.
1.5. informatie gericht kan verzamelen uit bronnen in vreemde talen (Frans, Engels en Duits of Spaans)
1.6. zijn bronnen kan beoordelen op toegankelijkheid, betrouwbaarheid en relevantie.
1.9. kan interpreteren welke informatie essentieel is voor zijn journalistieke producten; hoofdzaken van bijzaken kan onderscheiden; kan selecteren op basis van juistheid, betrouwbaarheid en volledigheid van de informatie.
1.10. snel en gericht de verzamelde informatie kan interpreteren en beoordelen, dankzij zijn basiskennis van statistiek en onderzoeksmethodes.
3A - De young professional kan volgens de basisregels van projectmanagement elke nieuwe beroepsspecifieke opdracht analyseren en planmatig aanpakken en oplossen.
3.3. kan samenwerken met vormgevers, camera- en geluidstechnici, internet-ontwikkelaars.
3.6. zelfstandig onderzoek kan uitvoeren met betrekking tot een nieuwsitem.
1A - De young professional kan met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in de beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstormen naar anderen.
1.2. de relevantie van een onderwerp voor zijn doelgroep(en) kan bepalen.
2B - De young professional kan ervoor zorgen dat elke vorm van communicatie bij de juiste doelgroep terecht komt via het geijkte kanaal en zorgen voor opvolging indien nodig.
4A - De young professional kan de visie en de managementstrategie begrijpen
3A - De young professional kan volgens de basisregels van projectmanagement elke nieuwe beroepsspecifieke opdracht analyseren en planmatig aanpakken en oplossen.
3.2. kan werken met productformules en redactiestatuten.
3.3. kan samenwerken met vormgevers, camera- en geluidstechnici, internet-ontwikkelaars.
3.4. journalistiek werk kan plannen.
3.5. journalistieke processen kan sturen en coördineren.
3.6. zelfstandig onderzoek kan uitvoeren met betrekking tot een nieuwsitem.
3B - De young professional kan zijn werk in tijd plannen, prioriteiten stellen, deadlines halen, ook als hij onder (zware) stress staat.
3.1. afspraken en deadlines kan naleven.
3.4. journalistiek werk kan plannen.
2D - De young professional beschikt over professionele mondelinge en schriftelijke communicatievaardigheden om zijn of haar journalistieke boodschap over te brengen in diverse journalistieke werksituaties, en dit in het Nederlands en twee vreemde talen.
1.11. gericht informatie kan registreren in tekst, beeld en geluid.
1.12. bij de informatieregistratie de mogelijkheden van het medium goed kan inschatten en gebruiken.
2A - De young professional kan via de geijkte kanalen een boodschap conceptueel, redactioneel en visueel communiceren, aangepast aan het medium en de specifieke doelgroep (uit diverse geledingen van de maatschappij).
2.1. ordeningen vormtechnisch zichtbaar kan maken en hierbij rekening kan houden met huisstijlregels.
2.5. op een efficiënte manier kan vergaderen.
2.6. zichzelf en zijn ideeën kan presenteren bij collega’s en opdrachtgevers.
5.10. in een (multicultureel, multidisciplinair) team of redactieverband een constructieve inbreng kan hebben met respect voor de inbreng van de anderen.
2.6. zichzelf en zijn ideeën kan presenteren bij collega’s en opdrachtgevers.
2.8. netwerken kan opbouwen en onderhouden.
2.10. contact kan creëren en kan luisteren.
2C - De young professional kan doelgericht communiceren met contactpersonen uit diverse geledingen van de maatschappij. Hij/zij heeft voldoende empathie en diplomatie om op een professionele manier om te gaan met de contactpersonen en kan zich in voorkomen, optreden en taalgebruik aanpassen aan de omstandigheden en doelgroepen.
2.9. ecologisch kan communiceren: met respect voor zichzelf en de ander.
2.10. contact kan creëren en kan luisteren
5.13. de impact die de informatie heeft op zijn doelgroep en het verloop van het maatschappelijk debat kan inschatten.
2.10. contact kan creëren en kan luisteren.
3B - De young professional kan zijn werk in tijd plannen, prioriteiten stellen, deadlines halen, ook als hij onder (zware) stress staat.
3.1. afspraken en deadlines kan naleven.
3.4. journalistiek werk kan plannen.
5A - De young professsional kan bij de uitvoering van de verschillende beroepsrollen instaan voor de kwaliteit van zijn eigen werkuitvoering.
5.5. een breed gamma aan concrete beroepsspecifieke problemen met creativiteit en flexibiliteit kan oplossen.
5.8. eigen en andermans werk kritisch kan beschouwen en het oordeel helder en gemotiveerd kan overbrengen aan anderen, gebruik makend van grammaticale en tekstanalytische begrippen.
5.6. goed kan inschatten in hoeverre hij de werkuitvoering volledig zelfstandig kan en mag afhandelen, hoeveel initiatief hij zelf kan en mag nemen en ook de impact van zijn initiatief goed kan inschatten.
1.13. evenwicht in zijn berichtgeving kan brengen door methoden als hoor/wederhoor en check/doublecheck stelselmatig te hanteren.
5.3. het eigen functioneren kritisch kan evalueren en eventueel bijsturen. Op basis van deze reflectie streeft hij ook naar een verdere (levenslange) ontwikkeling van de eigen competenties.
5.9. de ten behoeve van zijn product gemaakte keuzes ten aanzien van bronnen, aanpak en uitvoering kan toelichten en verantwoorden.
5.11. ethische, deontologische of maatschappelijke vragen in zijn beroeps-context kan onderkennen en hierbij een beredeneerd standpunt kan innemen.
5.12. zijn product en journalistiek handelen op basis van ethische maatstaven kan verantwoorden.
Inhoud
TV-reportage (max. 3 studenten): de student maakt een journalistieke reportage van 5 à 7 minuten, neemt op met camera-apparatuur van de hogeschool (4 draaidagen) en monteert ook op school (4 montagedagen. TV: filmen en visioneren, shotlist opstellen, montageplan opstellen, monteren.
Evaluatie
Eerste examenkans - Tweede examenperiode - 100 % mondeling examen
Tweede examenkans - Derde examenperiode - 100% mondeling examen
De student verdedigt het eindwerk voor een jury.
Eerste examenkans | Tweede examenperiode (juni) | Mondeling examen | | 100% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | | 100% |