Hoofdpagina | Bachelor in de journalistiek

Redactietechnieken Televisie


Studiepunten3Creditcontract mogelijkJa
Programmajaar3Examencontract mogelijkJa

Docenten

  • Dala Nadia

Onderwijsvorm

    Begincompetentie

    Redactietechnieken tweede jaar

    Eindcompetentie

    Eindcompetenties van de Bachelor in Journalistiek,
    alle afstudeerrichtingen

    BEROEPSROL: INFORMATIEBEHEERDER/REDACTIEWERK

    1.A Als informatiebeheerder kan de jonge professional met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstromen naar anderen.
    1.B De jonge professional heeft verder kennis van en inzicht in de
    diverse journalistieke werkomgevingen, het mediabedrijf, de
    mediamarkt en het internationale medialandschap
    1.C Als media-watcher heeft de jonge professional een breed
    referentiekader. en een gedegen kennis van politiek, cultuur,
    economie en media, zowel op Vlaams, nationaal en internationaal
    gebied.
    Hij/zij heeft kennis van en inzicht in de breed maatschappelijke
    context waarin de nieuwsfeiten zich voordoen.

    Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
    Journalistiek:

    1.1 vanuit zijn kennis van de actualiteit en zijn algemene kennis van de maatschappij de nieuwswaarde van een onderwerp kan inschatten;
    1.2 de relevantie van een onderwerp voor zijn doelgroep(en) kan bepalen;
    1.3 de noodzaak van bepaalde informatie kan aanvoelen vanwege de logica van het verhaal
    1.4 deze informatie gericht kan verzamelen via de belangrijke persbureaus, naslagwerken, databanken, het internet of uit eigen waarneming ter plekke
    1.5 informatie gericht kan verzamelen uit bronnen in vreemde talen (Frans, Engels en Duits of Spaans);
    1.6 zijn bronnen kan beoordelen op toegankelijkheid,
    betrouwbaarheid en relevantie;
    1.7 zijn bronnen efficiënt en effectief kan benaderen; o.a. relevante
    zegslieden kan benaderen en (telefonisch) kan interviewen,
    liefst in hun eigen taal (Nederlands, Frans, Engels);
    1.8 nieuwsfeiten kan duiden en kaderen




    1.9 kan interpreteren welke informatie essentieel is voor zijn journalistieke producten; hoofdzaken van bijzaken kan onderscheiden; kan selecteren op basis van juistheid, betrouwbaarheid en volledigheid van informatie;
    1.10 snel en gericht de verzamelde informatie kan interpreteren en beoordelen, dankzij zijn basiskennis van statistiek en onderzoeksmethodes;
    1.11 gericht informatie kan registreren in tekst, beeld en geluid
    1.12 bij de informatieregistratie de mogelijkheden van het medium
    goed kan inschatten en gebruiken
    1.13 evenwicht in zijn berichtgeving kan brengen door methoden als hoor/wederhoor en check/doublecheck stelselmatig te hanteren;
    1.14 informatie kan ordenen op grond van structuurconventies van het gekozen genre en op basis van relevantie (van belangrijk naar minder belangrijk, van algemeen naar bijzonder, ...
    BEROEPSROL: COMMUNICATOR

    2.A Als communicator kan de jonge professional via de geijkte kanalen een boodschap conceptueel, redactioneel en visueel communiceren, aangepast aan het medium en de specifieke doelgroep (uit diverse geledingen van de maatschappij).
    2.B Hij/zij kan ervoor zorgen dat elke vorm van communicatie bij de juiste doelgroep terechtkomt via het geijkte kanaal en zorgen voor opvolging indien nodig.
    2.C Hij/zij kan doelgericht communiceren met contactpersonen uit
    diverse geledingen van de maatschappij. Hij/zij heeft voldoende
    empathie en diplomatie om op een professionele manier om te
    gaan met de contactpersonen en kan zich in voorkomen, optreden
    en taalgebruik aanpassen aan de omstandigheden en
    doelgroepen.
    2.D Hij/zij beschikt over professionele mondelinge & schriftelijke communicatievaardigheden om zijn of haar journalistieke boodschap over te brengen in diverse journalistieke werksituaties, en dit in het Nederlands en twee vreemde talen.

    Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
    Journalistiek:

    2.1 ordeningen vormtechnisch zichtbaar kan maken en hierbij rekening kan houden met de huisstijlregels;
    2.2 informatie creatief kan verwerken en vormgeven, met oog voor de specifieke vormgevingsmogelijkheden van het medium; kan werken met combinaties van woord, beeld en geluid; informatie kan uitdrukken en verwerken in audio- en beeldtaal, fotomateriaal, schema’s en infographics;
    2.3 zich kan bedienen van journalistieke genres en bijhorende stijltechnieken: koppen, tussenkoppen, titels, quotes, streamers en onderschriften adequaat kan gebruiken, voor meerwaarde kan zorgen via treffende citaten, details, voorbeelden, beelden en sfeerbepalende elementen;
    2.4 interviewtechnieken kan toepassen in zijn onderzoek van een nieuwsitem: lichaamstaal kan lezen in oogbewegingen, oogcontact, ademhaling, spreektoon, ritme, snelheid, gebaren en houding; in taal kan herkennen welke informatie ontbreekt en op basis hiervan toepasselijke vragen exact kan formuleren om te weten te komen wat iemand bedoelt;
    2.5 op een efficiënte manier kan vergaderen;
    2.6 zichzelf en zijn ideeën kan presenteren bij collega’s en
    opdrachtgevers;
    2.7 zijn eigen communicatie kan veranderen op momenten waarop zijn communicatie niet goed verloopt;
    2.8 netwerken kan opbouwen en onderhouden;
    2.9 ecologisch kan communiceren: met respect voor zichzelf en de
    ander;
    2.10 contact kan creëren en kan luisteren
    BEROEPSROL: ORGANISATOR/COÖRDINATOR
    3.A Als organisator/coördinator kan de jonge professional volgens de basisregels van projectmanagement elke nieuwe beroepsspecifieke opdracht analyseren en planmatig aanpakken en oplossen.
    3.B De jonge professional kan zijn werk in tijd plannen, prioriteiten stellen, deadlines halen, ook als hij onder (zware) stress staat.

    Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
    Journalistiek:

    3.1 afspraken en deadlines kan naleven;
    3.2 kan werken met productformules en redactiestatuten;
    3.3 kan samenwerken met vormgevers, camera- en geluidstechnici,
    internetontwikkelaars.
    3.4 journalistiek werk realistisch kan plannen
    3.5 journalistieke processen kan sturen en coördineren;
    3.6 zelfstandig onderzoek kan uitvoeren met betrekking tot een
    nieuwsitem.
    BEROEPSROL: BELEIDSADVISEUR/ONDERNEMER

    4.A Als beleidsadviseur/ondernemer kan de jonge professional de visie en managementstrategie begrijpen, de draagwijdte ervan vatten zodat hij de implementatie ervan adequaat kan ondersteunen.

    Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
    Journalistiek:

    4.1 kan werken volgens de productieprocessen in journalistieke
    bedrijven;
    4.2 in zijn werk rekening kan houden met zijn rechten en plichten;
    4.3 een freelance praktijk praktisch en financieel kan inrichten en
    managen;
    4.4 als ondernemer kan hij klantgericht handelen (t.o.v. interne en externe klanten) en de klantgerichtheid bewaken
    4.5 eenvoudige leidinggevende taken kan uitvoeren: een werkplanning opmaken, een vergadering leiden en doelgericht handelen bij anderen bevorderen;
    4.6 bij het ordenen en verwerken van zijn journalistiek product rekening kan houden met de juridische en economische context;
    4.7 de hoofdredactie en het beleid kan adviseren.
    BEROEPSROL: KWALITEITSBEWAKER

    5.A Als kwaliteitsbewaker kan de jonge professional bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen instaan voor de kwaliteit van zijn eigen werkuitvoering.
    5.B Als kwaliteitsbewaker kan de jonge professional bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen een bijdrage leveren tot het verbeteren van de kwaliteit van zijn beroepsomgeving.

    Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in Journalistiek:

    5.1 de kwaliteitszorg integraal kan toepassen:
    hij kan de effectiviteit en de efficiëntie van zijn plannen sturen, controleren, bijsturen en zelf tot nieuwe inzichten en procedures komen (PDCA). Hij controleert daarbij voortdurend input (gegevens bij start), throughput (proces) en output (resultaten);
    5.2 een kwaliteitsvolle redenering kan opbouwen,
    waarbij hij rekening houdt met beroepsspecifieke inzichten, ervaringen, bevindingen en gewoonten;
    5.3 het eigen functioneren kritisch kan evalueren en eventueel bijsturen. Op basis van deze reflectie streeft hij ook naar een verdere (levenslange) ontwikkeling van de eigen competenties;
    5.4 nieuwe ontwikkelingen in het werkveld kan volgen, zich eigen maken, en op basis daarvan innoverende voorstellen kan doen;
    5.5 een breed gamma aan concrete beroepsspecifieke problemen met creativiteit en flexibiliteit kan oplossen;
    5.6 goed kan inschatten in hoeverre hij de werkuitvoering volledig zelfstandig kan en mag afhandelen,
    hoeveel initiatief hij zelf kan en mag nemen en ook de impact van zijn initiatief goed kan inschatten;
    5.7 kan inschatten wanneer een beroep gedaan moet worden op externe deskundigheid om de gewenste kwaliteit te halen;
    5.8 eigen en andermans werk kritisch kan beschouwen en het oordeel helder en gemotiveerd kan overbrengen aan anderen, gebruik makend van grammaticale en tekstanalytische begrippen;
    5.9 de ten behoeve van zijn product gemaakte keuzes ten aanzien van bronnen, aanpak en uitvoering kan toelichten en verantwoorden.




    5.9 een bijdrage kan leveren tot de kwaliteit van relaties met alle stakeholders van zijn beroepsomgeving doordat hij zich gemakkelijk kan inleven in de anderen en van daaruit publieksgericht kan denken en handelen. Hij kan goed inschatten welke informatie aan wie doorgegeven kan worden;
    5.10 in een (multicultureel, multidisciplinair) team of redactieverband een constructieve inbreng kan hebben met respect voor de inbreng van de anderen;
    5.11 ethische, deontologische of maatschappelijke vragen in zijn beroepscontext kan onderkennen en hierbij een beredeneerd standpunt kan innemen;
    5.12 zijn product en journalistiek handelen op basis van ethische maatstaven kan verantwoorden;
    5.13 de impact die de informatie heeft op zijn doelgroep en het verloop van het maatschappelijk debat kan inschatten;
    5.14 eindredactie kan uitvoeren op door hem zelf en anderen vervaardigde
    producten.

    Inhoud

    In het vak redactietechnieken leren de studenten de omslag maken van de geschreven mediataal naar de gesproken mediataal die gebruikt wordt in het tv-nieuws. Er wordt aangeleerd hoe ze efficiënt, beknopt en correct met de taal moeten omgaan aan de hand van oefeningen en voorbeelden uit een cursus. De studenten leren ook de structuur van een nieuwsitem, het correct invoegen van quotes, de opbouw van een goede intro en de aanzet van langere reportages.

    Studiematerialen

    Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

    Evaluatie

    Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Opdrachten100%
    Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Opdrachten100%