Eindcompetentie
Eindcompetenties van de Bachelor in Journalistiek,
alle afstudeerrichtingen
BEROEPSROL: INFORMATIEBEHEERDER/REDACTIEWERK
1.A Als informatiebeheerder kan de jonge professional met de gepaste ICT-tools eventueel meertalige gegevens efficiënt verzamelen, verwerken tot in beroepscontext direct bruikbare informatie, die informatie beheren en doen doorstromen naar anderen.
1.B De jonge professional heeft verder kennis van en inzicht in de
diverse journalistieke werkomgevingen, het mediabedrijf, de
mediamarkt en het internationale medialandschap
1.C Als media-watcher heeft de jonge professional een breed
referentiekader. en een gedegen kennis van politiek, cultuur,
economie en media, zowel op Vlaams, nationaal en internationaal
gebied.
Hij/zij heeft kennis van en inzicht in de breed maatschappelijke
context waarin de nieuwsfeiten zich voordoen.
Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
Journalistiek:
1.1 vanuit zijn kennis van de actualiteit en zijn algemene kennis van de maatschappij de nieuwswaarde van een onderwerp kan inschatten;
1.2 de relevantie van een onderwerp voor zijn doelgroep(en) kan bepalen;
1.3 de noodzaak van bepaalde informatie kan aanvoelen vanwege de logica van het verhaal
1.4 deze informatie gericht kan verzamelen via de belangrijke persbureaus, naslagwerken, databanken, het internet of uit eigen waarneming ter plekke
1.5 informatie gericht kan verzamelen uit bronnen in vreemde talen (Frans, Engels en Duits of Spaans);
1.6 zijn bronnen kan beoordelen op toegankelijkheid,
betrouwbaarheid en relevantie;
1.7 zijn bronnen efficiënt en effectief kan benaderen; o.a. relevante
zegslieden kan benaderen en (telefonisch) kan interviewen,
liefst in hun eigen taal (Nederlands, Frans, Engels);
1.8 nieuwsfeiten kan duiden en kaderen
1.9 kan interpreteren welke informatie essentieel is voor zijn journalistieke producten; hoofdzaken van bijzaken kan onderscheiden; kan selecteren op basis van juistheid, betrouwbaarheid en volledigheid van informatie;
1.10 snel en gericht de verzamelde informatie kan interpreteren en beoordelen, dankzij zijn basiskennis van statistiek en onderzoeksmethodes;
1.11 gericht informatie kan registreren in tekst, beeld en geluid
1.12 bij de informatieregistratie de mogelijkheden van het medium
goed kan inschatten en gebruiken
1.13 evenwicht in zijn berichtgeving kan brengen door methoden als hoor/wederhoor en check/doublecheck stelselmatig te hanteren;
1.14 informatie kan ordenen op grond van structuurconventies van het gekozen genre en op basis van relevantie (van belangrijk naar minder belangrijk, van algemeen naar bijzonder, ...
BEROEPSROL: COMMUNICATOR
2.A Als communicator kan de jonge professional via de geijkte kanalen een boodschap conceptueel, redactioneel en visueel communiceren, aangepast aan het medium en de specifieke doelgroep (uit diverse geledingen van de maatschappij).
2.B Hij/zij kan ervoor zorgen dat elke vorm van communicatie bij de juiste doelgroep terechtkomt via het geijkte kanaal en zorgen voor opvolging indien nodig.
2.C Hij/zij kan doelgericht communiceren met contactpersonen uit
diverse geledingen van de maatschappij. Hij/zij heeft voldoende
empathie en diplomatie om op een professionele manier om te
gaan met de contactpersonen en kan zich in voorkomen, optreden
en taalgebruik aanpassen aan de omstandigheden en
doelgroepen.
2.D Hij/zij beschikt over professionele mondelinge & schriftelijke communicatievaardigheden om zijn of haar journalistieke boodschap over te brengen in diverse journalistieke werksituaties, en dit in het Nederlands en twee vreemde talen.
Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
Journalistiek:
2.1 ordeningen vormtechnisch zichtbaar kan maken en hierbij rekening kan houden met de huisstijlregels;
2.2 informatie creatief kan verwerken en vormgeven, met oog voor de specifieke vormgevingsmogelijkheden van het medium; kan werken met combinaties van woord, beeld en geluid; informatie kan uitdrukken en verwerken in audio- en beeldtaal, fotomateriaal, schema’s en infographics;
2.3 zich kan bedienen van journalistieke genres en bijhorende stijltechnieken: koppen, tussenkoppen, titels, quotes, streamers en onderschriften adequaat kan gebruiken, voor meerwaarde kan zorgen via treffende citaten, details, voorbeelden, beelden en sfeerbepalende elementen;
2.4 interviewtechnieken kan toepassen in zijn onderzoek van een nieuwsitem: lichaamstaal kan lezen in oogbewegingen, oogcontact, ademhaling, spreektoon, ritme, snelheid, gebaren en houding; in taal kan herkennen welke informatie ontbreekt en op basis hiervan toepasselijke vragen exact kan formuleren om te weten te komen wat iemand bedoelt;
2.5 op een efficiënte manier kan vergaderen;
2.6 zichzelf en zijn ideeën kan presenteren bij collega’s en
opdrachtgevers;
2.7 zijn eigen communicatie kan veranderen op momenten waarop zijn communicatie niet goed verloopt;
2.8 netwerken kan opbouwen en onderhouden;
2.9 ecologisch kan communiceren: met respect voor zichzelf en de
ander;
2.10 contact kan creëren en kan luisteren
BEROEPSROL: ORGANISATOR/COÖRDINATOR
3.A Als organisator/coördinator kan de jonge professional volgens de basisregels van projectmanagement elke nieuwe beroepsspecifieke opdracht analyseren en planmatig aanpakken en oplossen.
3.B De jonge professional kan zijn werk in tijd plannen, prioriteiten stellen, deadlines halen, ook als hij onder (zware) stress staat.
Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
Journalistiek:
3.1 afspraken en deadlines kan naleven;
3.2 kan werken met productformules en redactiestatuten;
3.3 kan samenwerken met vormgevers, camera- en geluidstechnici,
internetontwikkelaars.
3.4 journalistiek werk realistisch kan plannen
3.5 journalistieke processen kan sturen en coördineren;
3.6 zelfstandig onderzoek kan uitvoeren met betrekking tot een
nieuwsitem.
BEROEPSROL: BELEIDSADVISEUR/ONDERNEMER
4.A Als beleidsadviseur/ondernemer kan de jonge professional de visie en managementstrategie begrijpen, de draagwijdte ervan vatten zodat hij de implementatie ervan adequaat kan ondersteunen.
Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in
Journalistiek:
4.1 kan werken volgens de productieprocessen in journalistieke
bedrijven;
4.2 in zijn werk rekening kan houden met zijn rechten en plichten;
4.3 een freelance praktijk praktisch en financieel kan inrichten en
managen;
4.4 als ondernemer kan hij klantgericht handelen (t.o.v. interne en externe klanten) en de klantgerichtheid bewaken
4.5 eenvoudige leidinggevende taken kan uitvoeren: een werkplanning opmaken, een vergadering leiden en doelgericht handelen bij anderen bevorderen;
4.6 bij het ordenen en verwerken van zijn journalistiek product rekening kan houden met de juridische en economische context;
4.7 de hoofdredactie en het beleid kan adviseren.
BEROEPSROL: KWALITEITSBEWAKER
5.A Als kwaliteitsbewaker kan de jonge professional bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen instaan voor de kwaliteit van zijn eigen werkuitvoering.
5.B Als kwaliteitsbewaker kan de jonge professional bij de uitoefening van de verschillende beroepsrollen een bijdrage leveren tot het verbeteren van de kwaliteit van zijn beroepsomgeving.
Dit wil zeggen dat de jonge professional van de Bachelor in Journalistiek:
5.1 de kwaliteitszorg integraal kan toepassen:
hij kan de effectiviteit en de efficiëntie van zijn plannen sturen, controleren, bijsturen en zelf tot nieuwe inzichten en procedures komen (PDCA). Hij controleert daarbij voortdurend input (gegevens bij start), throughput (proces) en output (resultaten);
5.2 een kwaliteitsvolle redenering kan opbouwen,
waarbij hij rekening houdt met beroepsspecifieke inzichten, ervaringen, bevindingen en gewoonten;
5.3 het eigen functioneren kritisch kan evalueren en eventueel bijsturen. Op basis van deze reflectie streeft hij ook naar een verdere (levenslange) ontwikkeling van de eigen competenties;
5.4 nieuwe ontwikkelingen in het werkveld kan volgen, zich eigen maken, en op basis daarvan innoverende voorstellen kan doen;
5.5 een breed gamma aan concrete beroepsspecifieke problemen met creativiteit en flexibiliteit kan oplossen;
5.6 goed kan inschatten in hoeverre hij de werkuitvoering volledig zelfstandig kan en mag afhandelen,
hoeveel initiatief hij zelf kan en mag nemen en ook de impact van zijn initiatief goed kan inschatten;
5.7 kan inschatten wanneer een beroep gedaan moet worden op externe deskundigheid om de gewenste kwaliteit te halen;
5.8 eigen en andermans werk kritisch kan beschouwen en het oordeel helder en gemotiveerd kan overbrengen aan anderen, gebruik makend van grammaticale en tekstanalytische begrippen;
5.9 de ten behoeve van zijn product gemaakte keuzes ten aanzien van bronnen, aanpak en uitvoering kan toelichten en verantwoorden.
5.9 een bijdrage kan leveren tot de kwaliteit van relaties met alle stakeholders van zijn beroepsomgeving doordat hij zich gemakkelijk kan inleven in de anderen en van daaruit publieksgericht kan denken en handelen. Hij kan goed inschatten welke informatie aan wie doorgegeven kan worden;
5.10 in een (multicultureel, multidisciplinair) team of redactieverband een constructieve inbreng kan hebben met respect voor de inbreng van de anderen;
5.11 ethische, deontologische of maatschappelijke vragen in zijn beroepscontext kan onderkennen en hierbij een beredeneerd standpunt kan innemen;
5.12 zijn product en journalistiek handelen op basis van ethische maatstaven kan verantwoorden;
5.13 de impact die de informatie heeft op zijn doelgroep en het verloop van het maatschappelijk debat kan inschatten;
5.14 eindredactie kan uitvoeren op door hem zelf en anderen vervaardigde
producten.
Inhoud
Inhoud Redactietechnieken Radio
Concreet moeten de studenten een aantal zeer specifieke vaardigheden onder de knie krijgen. Daarvoor is het belangrijk zeer praktisch te werken.
A. Het beluisteren van radioreportages en synthetiseren tot een aantrekkelijke perstekst, intro en outro.
B. Het ordenen van nieuwsberichten (afkomstig van diverse media en persagentschappen), het klaar en duidelijk schrijven van nieuwsberichten en het verbeteren (herwerken) van nieuwsteksten. Belangrijke hierbij is de ontwikkeling van de competentie hoofdzaak van bijzaak te kunnen onderscheiden, selecteren op basis van juistheid, betrouwbaarheid en volledigheid van informatie.
C. Teksten leren herwerken en samenstellen met oog voor de relevantie per doelgroep.
D. We leren informatie gericht verzamelen (researchwerk)via de belangrijke persbureaus, naslagwerken, databanken, het internet of uit eigen waarneming ter plekke
E. Het samenstellen van teksten binnen bepaalde tijdslimieten en deadlines.
2
Studiematerialen
Meer info op de cursussen- en boekenlijst.
Toledo (Digitale leeromgeving)
- Opdrachten en studiemateriaal op Toledo
Evaluatie
Eerste examenkans | Eerste examenperiode (januari) | Portfolio | | 100% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Portfolio | | 100% |