Hoofdpagina | Bachelor in het onderwijs: secundair onderwijs

Engels 1


Studiepunten7Creditcontract mogelijkJa
Programmajaar1Examencontract mogelijkJa

Docenten

  • Gilis Annelies

Onderwijsvorm

  • Hoorcollege
  • Werkcollege
  • Groepswerk
  • Zelfstudie
  • Oefensessie

Begincompetentie

- eindtermen Engels secundair onderwijs
- interesse voor de Engelse taal en cultuur
- bereidheid tot bijhouden/bijwerken taalbeheersing buiten de contacturen

Eindcompetentie

1. De leraar als INHOUDELIJK EXPERT

Communicatieve vaardigheden
Studenten beheersen de basiskennis van het Engels en begrijpen actuele Engelstalige documenten en verscheidene tekstsoorten. Ze beheersen leesstrategieën en kunnen beluisterde of gelezen documenten bondig samenvatten en er vragen bij formuleren. Ze nemen op een vlotte en correcte wijze deel aan een discussie of gesprek over onderwerpen van algemeen-maatschappelijk en cultureel belang. Ze geven een presentatie over algemene onderwerpen en/of cultuur en literatuur. De studenten kunnen een vlotte tekst schrijven in het Engels (een samenvatting, bespreking of verslag). Ze passen de nodige strategieën toe om tot een correcte productie te komen en houden rekening met de tekstvoorwaarden.

Taalkundige component
Studenten beheersen de basiswoordenschat van het Engels en werken zelfstandig aan de systematische verwerving en uitbreiding hiervan. Ze herkennen verschillende taalregisters, idiomatische uitdrukkingen en moedertaalinterferentie.
Ze beheersen de fundamentele regels van de Engelse spraakkunst en wenden hun kennis aan om:
- een regel correct, duidelijk en volledig te formuleren;
- een regel beknopt en visueel voor te stellen;
- de regels automatisch toe te passen in spreek- en schrijfopdrachten.
Bovendien hebben de studenten inzicht in de opbouw van het spraakkunstsysteem en kunnen ze onderdelen die (nog) niet behandeld werden zelfstandig opzoeken in een Engelse grammatica.

Culturele component
Van de teksten die gelezen worden kunnen studenten de woordenschat verklaren of synoniemen geven, de inhoud samenvatten en een bespreking maken.

2. De leraar als CULTUURPARTICIPANT
Studenten kunnen actuele maatschappelijke thema’s en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen. Via literaire en niet-literaire teksten en audiovisueel materiaal verruimen de studenten hun kennis van de Engelstalige wereld; ze presenteren in groep een onderwerp dat verband houdt met de Britse eilanden. Ze lezen zelfstandig een aantal boeken en kortverhalen om hun taal- en cultuurkennis uit te breiden en om kennis te maken met verschillende genres.

3. De leraar als BEGELEIDER van leer- en ontwikkelingsprocessen
Studenten kunnen een aangepaste methodische aanpak bepalen bij het uitwerken en presenteren van een algemeen-cultureel onderwerp en/of literatuur.

4. ATTITUDES
De studenten werken aan deze attitudes in de loop van dit semester:
A1 beslissingsvermogen / A5 organisatievermogen:
studenten bepalen zelfstandig of in groep een methodische aanpak bij opdrachten en presentaties.
A3 kritische ingesteldheid / A4 leergierigheid:
studenten tonen een ruime interesse voor de Engelse taal en cultuur en zijn bereid zich op de hoogte te houden van de maatschappelijke en culturele actualiteit (toneel, film, literatuur…) en zelfstandig hun luister- en leesvaardigheid te oefenen door regelmatig de Engelstalige media te volgen. Ze beseffen dat het lezen van (literaire) teksten de bedoeling heeft hun inzicht in de Engelse literatuur, cultuur en gedachtewereld te verrijken, hun taalvaardigheid te ontwikkelen, hun woordenschat uit te breiden, hen zin voor precisie en het aanvoelen van nuances in de woordkeuze bij te brengen en hun zin voor schoonheid en stijl te ontwikkelen. Studenten beseffen ook dat een grondige kennis van de spraakkunst een essentieel deel van hun opleiding tot taalleerkracht is.
A2 relationele gerichtheid / A6 zin voor samenwerking:
studenten werken in groep bij tekstbespreking, discussies, presentaties, enz. Ze staan open voor contacten met Engelstaligen (via correspondentie, internet, uitwisseling…).
A8 creatieve gerichtheid
A10 gerichtheid op adequaat en correct taalgebruik en communicatie

Inhoud

1. COMMUNICATIEVE VAARDIGHEDEN

Strategieën m.b.t. de 4 vaardigheden: o.a. skimmen, scannen, oriënterend en intensief luisteren; verscheidene tekstsoorten (vb. essay, verslag); gesprek, discussie, presentatie.


2. TAALKUNDIGE COMPONENT

2.1 Woordenschat
- basiswoordenschat m.b.t. verscheidene thema’s (o.a. travelling, environment, weather, nature, education, work, politics, media);
- taalregisters, idiomatische uitdrukkingen, moedertaalinterferentie (o.a. 'false friends')

2.2 Grammatica
De studenten krijgen een introductie tot de Engelse grammatica en bijhorende metataal; in het eerste jaar ligt de nadruk op het werkwoord (tenses, irregular verbs, verb classes, modality, questions/tags, conditional tenses). De oefeningen uit English Grammar in Use en Grip on Grammar worden vnl. zelfstandig gemaakt. Grammatica kan occasioneel aan bod komen n.a.v. lectuur of taalvaardigheidstraining.


3. CULTURELE COMPONENT

3.1 Kennis van land en volk
- kennis van de Engelstalige wereld, meerbepaald de Britse eilanden;
- kennis van de maatschappelijke en culturele actualiteit.
Cultuur wordt voor een deel gekoppeld aan woordenschat (zie 3: geography, politics, education, media)

3.2 Literatuur
- kortverhalen en verhaalanalyse;
- jeugdliteratuur;
- woordenschat, inhoud, bespreking en situering van teksten en boeken die gelezen worden.

Studiematerialen

Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

Cursussen

  • Cursus

Handboeken

  • An A to Z of Common Errors
  • English Grammar In Use (with answers and cd-rom)
  • Grip on Grammar
  • Grip on Grammar - Exercises (incl. cd-rom)
  • Longman Dictionary of Contemporary English + DVD
  • Van Dale middelgroot woordenboek Engels-Nederlands
  • Van Dale middelgroot woordenboek Nederlands-Engels
  • What's What?

Toledo (Digitale leeromgeving)

  • Online studiemateriaal
  • Opdrachten en studiemateriaal op Toledo

Evaluatie

Opmerkingen
- Het eindresultaat is niet noodzakelijk een optelsom van de verschillende punten; een zwaar tekort (7/20 of minder) op het mondelinge deel kan leiden tot een vermindering van het eindcijfer, ook al is het schriftelijke examen ruim voldoende (en omgekeerd).
- Bij het mondelinge examen wordt rekening gehouden met zowel inhoud als presentatie (structuur van het antwoord, vlot en correct taalgebruik, uitspraak, expressiviteit en communicatieve vaardigheid).
- Indien de deadline van een opdracht niet wordt gerespecteerd, kunnen de punten niet worden opgenomen in het geheel.

Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Schriftelijk examen60%
Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Mondeling examen20%
Eerste examenkansEerste examenperiode (januari)Opdrachten20%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Schriftelijk examen60%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Mondeling examen20%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Opdrachten20%