Hoofdpagina | Avond- en weekendopleiding - Bachelor in het onderwijs: lager onderwijs
Domeinspecifieke onderwijsvaardigheden Frans
Docenten
Onderwijsvorm
- Groepswerk
- Hoorcollege
- Werkcollege
Begincompetentie
De studenten hebben de vakgebonden eindtermen Moderne Talen – Frans bereikt binnen een ASO- of een TSO- (Handel / Secretariaat-Talen) richting. De vereiste voorkennis omvat zowel een beheersing van de taalkundige (woordenschat, spraakkunst) als van de communicatieve taalvaardigheden (spreken, schrijven, luisteren, lezen).
Eindcompetentie
Mondelinge vaardigheden:
• Basiskennis en basisvaardigheden beheersen.
• Expressieve vaardigheden Frans :
o Zich op natuurlijke wijze expressief uiten (mimiek,
gebaar, houding).
o Duidelijk verstaanbaar spreken (articulatie, stemvolume,
tempo, intonatie).
• Spreekvaardigheden Frans :
o Ideeën en gedachten helder en duidelijk verwoorden.
o De regels van de taalsystematiek toepassen.
Schriftelijke vaardigheden:
• Basiskennis en basisvaardigheden beheersen.
• Schrijfvaardigheden Frans en Nederlands:
o Ideeën en gedachten helder en duidelijk noteren.
o De regels van de taalsystematiek toepassen.
o Spelling- en tekstconventies (lay-out, …) verzorgen.
• Beginsituatie van leerlingengroep en klas beschrijven door bevraging bij mentor.
• Kinderen observeren.
• Vertrouwd zijn met de leefwereld van lagere schoolkinderen.
• Basis-, verbredings- en verdiepingsdoelen kiezen op basis van eindtermen en leerplannen, ontwikkelings- en leerlijnen en concreet operationeel formuleren gericht op de totale persoonlijkheid van het kind en vanuit het geloof in de groeikracht van ieder kind.
• Leeractiviteiten selecteren op basis van doelstellingen en beginsituatie.
• Inhouden doelgericht structuren in leerstappen en thema’s.
• Aangepaste werkvormen en groeperingsvormen kiezen en uitwerken in overeenstemming met de beginsituatie en de doelstellingen en waarbij variatie in leerling-leerkrachtsturing wordt nagestreefd.
• Leermiddelen en materialen kiezen en aanpassen in functie van de doelstellingen en de beginsituatie.
• Leerproduct (en –proces) tijdens en na de les evalueren en rapporteren in functie van het bevorderen van de ontwikkeling van kinderen en het bijsturen van de aanpak.
• Leergebiedoverschrijdende thema’s volgen.
• De verworven basiskennis en –vaardigheden toepassen in de pedagogisch-didactische praktijk.
• De student kan integratie tussen en/of binnen verschillende vakken/vakdomeinen nastreven.
• Leerinhouden aanpassen aan interesses, niveau en leeftijd van de kinderen.
• Inzichten die in de opleiding worden aangereikt onder begeleiding integreren in een lesvoorbereiding.
• Verschillende bronnen van informatie gebruiken bij het voorbereiden van lessen
• De ervaringsgerichte indicatoren voor goed onderwijs (betrokkenheid en welbevinden) gebruiken bij het opzetten van het eigen onderwijs.
• De student is creatief ingesteld, kan alternatieven ontwikkelen en staat er kritisch tegenover.
Inhoud
1. Taalkundige competenties :
1.1. Lexicale vaardigheden ;
1.2. Morfo-syntactische vaardigheden.
2. (Inter)-culturele competenties.
3. Communicatieve competenties :
3.1. Luistervaardigheid ;
3.2. Leesvaardigheid ;
3.3. Gespreksvaardigheid ;
3.4. Spreekvaardigheid ;
3.5. Schrijfvaardigheid
4. Vakdidactische competenties
Studiematerialen
Meer info op de cursussen- en boekenlijst.
Evaluatie
Eerste examenkans | Eerste examenperiode (januari) | Mondeling examen | | 20% | Eerste examenkans | Eerste examenperiode (januari) | Opdrachten | waarvan 20 % portfolio | 80% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Mondeling examen | | 20% | Tweede examenkans | Derde examenperiode (augustus) | Opdrachten | idem eerste examenkans | 80% |