Hoofdpagina | Bachelor in de toegepaste audiovisuele communicatie

Stage


Studiepunten10Creditcontract mogelijkJa
Programmajaar1Examencontract mogelijkJa

Docenten

  • Rumes Tom
  • De Roover Iris
  • Roegiers Godelieve

Onderwijsvorm

  • Stage/praktijkoefening

Begincompetentie

De eindtermen van de opleidingsonderdelen die in het eerste semester staan geprogrammeerd.

De eindtermen van het behaalde bachelor-of masterdiploma.

Eindcompetentie

De student heeft inzicht in de verschillende fases van het audiovisuele productieproces.
Dit betekent:
1. Hij volgt elke fase op of delegeert ze naar de respectievelijke medewerker.
2. Hij is in staat mee te draaien in een productionele context.

De student heeft inzicht in het technische verhaal van het audiovisuele productieproces.
Dit betekent:
1. Hij kent de belangrijkste kenmerken van de apparatuur om een audiovisueel product van A tot Z te realiseren.
2. Hij heeft de technische basisvaardigheid om die apparatuur te bedienen in functie van de inhoud van zijn audiovisueel product.

De student beschikt over voldoende creatieve feeling.
Dit betekent:
1. Hij scherpt zijn creativiteit aan om zijn audiovisueel product op technisch vlak te onderscheiden binnen en af te stemmen op het actuele audiovisuele landschap.
2. Hij is in staat om zijn audiovisueel verhaal voldoende creatief in te vullen.

De student is in staat een audiovisueel product een narratief fundament mee te geven.
Dit betekent:
1. Hij selecteert een relevant onderwerp.
2. Hij kiest een frisse invalshoek.
3. Hij vertaalt het onderwerp en de invalshoek naar een coherent scenario
4. Hij realiseert het gewenste effect bij de gekozen doelgroep.

De student is in staat om in de audiovisuele sector op te treden als een teamplayer.
Dit betekent:
1. Hij kent zijn plaats binnen het audiovisuele productieteam.
2. Hij kan efficiënt communiceren met de verschillende medewerkers.
3. Hij kan succesvol in team werken.
4. Hij is zich bewust van het belang van teamwork, eigen aan de sector waarin hij terechtkomt.

De student is in staat om in de audiovisuele sector te functioneren als een allrounder.
Dit betekent:
1. Hij beschikt over de theoretische en praktische kennis om inzicht te hebben in het volledige audiovisuele productieproces en een audiovisuele productiejob naar behoren uit te oefenen.
2. Hij kan zich in één facet van zijn leertraject specialiseren op basis van zijn voorkennis, sterktes en zijn ervaring binnen VOTAC.
3. Hij verkrijgt inzicht in zijn eigen kunnen via dagstage en reguliere stage.

De student is in staat een professioneel audiovisueel product te realiseren.
Dit betekent:
1. Hij kan werken met professionele technische apparatuur.
2. Hij beschikt over een professionele attitude en een basisnetwerk doordat hij in contact komt met lectoren die in het werkveld staan en geselecteerd werden op basis van hun professionele expertise en sterke reputatie binnen het audiovisuele landschap.
3. Hij breidt zijn professionele netwerk uit tijdens zijn stages.
4. Hij ontwikkelt zijn praktijkvaardigheid door regelmatige oefeningen tijdens de stage.


Hij leert het audiovisueel landschap in Vlaanderen en / of daarbuiten beter kennen door stage te lopen bij minstens productiehuizen, facilitaire bedrijven en zenders.

Hij komt te weten in welke bedrijfstak hij in de toekomst zou willen werken. Deze keuze is nauw verbonden met de intrinsieke interesse en de verworven ervaring.

Hij kan de verworven kennis en contacten gebruiken bij een doelgerichte zoektocht naar een lange stage en later bij een beroepskeuze.

Hij verfijnt en breidt de beroepsvaardigheden uit. Deze vaardigheden kunnen zowel technisch als productioneel zijn, afhankelijk van het bedrijf waar de student stage loopt. De stages helpen hem bij het opstellen van werkplanningen, het leiden van vergaderingen en doelgerichte attitudes.


Hij schat het proces van audiovisuele productie (preproductionele, productionele en postproductionele aspecten) juist in.

Hij analyseert en lost beroepsspecifieke problemen van zowel inhoudelijke aard (conceptvorming, beeldtaal,…) als van technische aard (video- en audiotechnisch, montage,…) op.

Hij werkt in teamverband en schat stresssituaties juist in.


Inhoud

De student loopt minimum 10 dagen stage, verdeeld over productiehuizen, facilitaire bedrijven en zenders. De interne stagebegeleider (verbonden aan de school) biedt aan de student verschillende dagstages aan waaruit hij een keuze kan maken. De student heeft steeds de mogelijkheid om zelf een dagstage te zoeken.
Na onderling overleg tussen de interne stagebegeleider en de student wordt er beslist welke stageplaats hij verkiest. Na afloop van de stage bezorgt de student een bewijs van het bedrijf waar hij stage liep aan de interne stagebegeleider.

Lange stage
De student loopt minimum 8 weken stage bij één of meerdere bedrijven. De keuze van het bedrijf hangt af van de persoonlijke ervaring in het televisielandschap.Bij een lange stage zal het takenpakket automatisch uitgebreider zijn en zal hij een grotere verantwoordelijkheid aan de dag moeten leggen.
De student wordt tijdens de stage begeleid door de stagementor (verbonden aan het bedrijf) en de interne stagebegeleider (verbonden aan de school). Na de stage maakt de student een rapport op waarin hij een korte voorstelling geeft van het bedrijf, zijn takenpakket overloopt en een individuele reflectie op de stage maakt.

Studiematerialen

Meer info op de cursussen- en boekenlijst.

Evaluatie


Eerste examenkansTweede examenperiode (juni)Tussentijdse evaluatie100%
Tweede examenkansDerde examenperiode (augustus)Tussentijdse evaluatie100%