Het vak automatisering bestaat uit 2 delen: een eerste deel omvat de basisbegrippen van de regeltechniek in het tweede deel leert de student hoe je een regelaar praktisch instelt.
Het eerste deel begint met een korte herhaling van de systeemtheorie: Laplace transformatie, Bode diagram, Nyquist, wortellijnendiagram, ... Deze basiskennis wordt gebruikt voor de analyse van eerste en tweede orde systemen en systemen met of zonder teruggekoppeling. Uiteindelijk wordt uitgelegd hoe de 'eenvoudige ' regelaars zoals P,PI en PID worden ingesteld. Hiervan worden enkele praktische voorbeelden gegeven.
Het tweede deel geeft aan hoe vuistregels kunnen gebruikt worden een regelaar te ontwerpen (bedrags en symmetrisch optimum) en hoe je aan de hand van specifieke eisen (doorschot, stijgtijd, ...) een optimale regelaar kunt ontwerpen m.b.v. een simulatiepakket (Matlab).
English version:
This cource consists of two parts: the first parts focusses on system and control theory, while in a second part the student learns how to design a controller.
The first part recapitulates the basics of system theory like Laplace transformation, Bode diagram, Nyquist, root locus, ... . This knowledge is used to analyse first and second order systems with or without feedback. Finaly 'basic' controllers like P, PI, PID are presented presentedd introduced together with some design rules. Some practicle examples are analysed using the geathered knowledge.
The second part gives an introduction on the technologies, possibilities and fields of application of hydraulics and pneumatics in an industrial context.
A. Algemene competenties
- 01. Op een wetenschappelijke wijze kunnen denken en handelen
- 02. Kunnen omgaan met complexe problemen
- 04. Kunnen reflecteren op het eigen denken en werken en het kunnen vertalen van die reflectie naar het ontwikkelen van meer adequate oplossingen
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 04. Het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma’s
- 06. Kunnen samenwerken in een multidisciplinaire omgeving
- 03. Kunnen toepassen van paradigma' s in het domein van de wetenschappen en het kunnen aanduiden van de grenzen van paradigma' s
- 05. Het vermogen tot originaliteit en creativiteit met het oog op het continu uitbreiden van de kennis en inzichten
- 01. Kunnen gebruiken van methoden en technieken in onderzoek
- 07. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategiën
C. Beroepsspecifieke competenties
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties