We ontdekken de sociologie telkens vanuit een maatschappelijke case en zoemen dan in op de theorie die we van daaruit kunnen ontwikkelen. In het eerste hoofdstuk komen de taken en de typische houding van de sociologie aan bod, om te eindigen met een omschrijving of definitie van sociologie. In een tweede hoofdstuk bekijken we Durkheims studie van de zelfdoding en onbedoelde effecten zoals het Matheüseffect in de sociale zekerheid. Zo zitten we stilaan in het hart van de sociologie en komen ondermeer de termen socialisatie, waarden en normen aan bod. Hoofdstuk 4 staat stil bij sociale ongelijkheid: stratificatie, macht, armoede. Verder behandelen we: de architectuur van de welvaartsstaat; afwijkend gedrag en criminaliteit en organisatiesociologie. In een laatste deel behandelen we nog het modernisme en postmodernisme met tendenzen als individualisme en interculturaliteit.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 10. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 De MA kan zich binnen functionele relaties authentiek verbinden met mensen en groepen.
- C02 De MA kan interacties tussen mensen in hun context beschrijven en analyseren vanuit een generalistisch perspectief.
- C06 De MA kan in een team en een organisatie werken en kan zich functioneel bewegen in een netwerk van partners en organisaties.
- C07 De MA werkt aan zijn verdere professionalisering binnen een perspectief van levenslang leren en zich ontwikkelen.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
geen specifieke voorkennis vereist