De student die een werkstuk moet maken rond een bepaald thema heeft informatie nodig. In informatievaardigheden wordt aangeleerd hoe hij met succes de nodige informatie kan verzamelen. Allereerst leert hij goede zoektermen formuleren die nodig zijn om informatie op te zoeken in zoekmachines, databanken en in de mediatheek. Daarna leert de student aan hoe de opgespoorde informatie beoordeeld kan worden op zijn waarde. Tot slot leert hij de informatie te verwerken met behulp van Microsoft Office-programma's zoals Word, Excel en PowerPoint. Verder leert de student de belangrijkste aspecten van zakelijke communicatie, met de klemtoon op lezergericht schrijven. Dit omvat niet alleen het traditionele rapporteren volgens de BIN-norm, maar ook alle vormen van digitale communicatie worden overlopen. Spelling en taalvaardigheid passeren snel de revue. Ook mondelinge taalvaardigheid (presenteren) komt hierbij aan bod.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
C. Beroepsspecifieke competenties
- BC1 Op basis van de wensen van de opdrachtgever/klant een programma van eisen opstellen voor een product/systeem/dienst dat/die voldoet aan de wensen van de opdrachtgever en realiseerbaar is.
- BC9 Het productieproces beoordelen en bijsturen en eventueel innoveren.
- BC17 Technische ondersteuning verlenen.
- BC24 Als deskundige communicatievaardig te zijn (in een vreemde taal).
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties