Via sociaal ingrijpen wil de overheid de voorwaarden scheppen voor welvaart en welzijn in onze samenleving. In het vak sociaal beleid bestuderen we de resultaten van deze sociale politiek. De hierbij vastgestelde onvolkomenheden trachten we te verklaren vanuit culturele, structurele, economische en historische invalshoek. Mede door sociaal beleid te vergelijken met andere welvaartsmodellen, denken we na over hoe het beleid zich moet aanpassen aan de veranderde maatschappelijke context. Voor studenten sociaal werk is het belangrijk dat ze leren zien hoe contexten het individuele handelen beïnvloeden en bepalend zijn voor het welzijn van mensen. Als uitvoerders van het sociaal beleid is voor sociaal werkers ook een meer actieve rol weggelegd. Er wordt van hen verwacht dat ze actief meewerken aan sociale verandering. Dit kunnen zij doen door het signaleren van gebreken die maken dat mensen tekorten ervaren in hun bestaanscondities. Ook door samen met beleidsverantwoordelijken na te denken over de voorwaarden die moeten vervuld zijn om te komen tot effectieve en toegankelijke hulp-en dienstverlening, kunnen zij een actieve bijdrage leveren aan de uitbouw van onze welvaartsstaat.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 04. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 10. Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
C. Beroepsspecifieke competenties
- C03 De MA kan agogisch handelen met de inzet van algemeen menswetenschappelijke en praktijktheoretische kennis en inzichten.
- C07 De MA werkt aan zijn verdere professionalisering binnen een perspectief van levenslang leren en zich ontwikkelen.
- C08 De MA draagt bij aan de identiteit en de ontwikkeling van het beroep en aan de ‘neergeslagen praktijktheorie’ in het werkveld.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties