Er bestaan verschillende manieren om gegevens op te slaan. Eén van de meest gestructureerde oplossingen is het gebruik van een database. Met name het gebruik en ontwerp van een relationele database wordt in dit vak uit de doeken gedaan. De student leert bijvoorbeeld om een ERD op te stellen, rekening houdend met allerhande regels. De student zal merken dat een relationele database veel voordelen heeft ten opzichte van andere modellen maar dan moet ze wel goed ontworpen zijn. Hierbij komen de normalisatieregels goed van pas. Vanaf het moment dat de data opgeslagen is moet de student er natuurlijk nog mee kunnen werken. Om het de gebruiker gemakkelijker te maken zal de stduent in het softwarepakket MS Access werken met formulieren en rapporten. Om met behulp van een programmeertaal te kunnen communiceren met een database heb je een speciaal daarvoor ontworpen taal nodig: SQL. In een aantal lessen, waarbij de student zelf alles kan uittesten, wordt hij ingewijd in de wereld van SQL: selecteren, wijzigen, verwijderen van data, tabelstructuren aanmaken, aanpassen.. De basisregels omtrent relationele databanken worden in het begin vooral bekeken binnen het pakket MS Access, nadien worden geavanceerder databases bestudeerd in SQL Server. In het vak Databases 2 wordt hierop verdergegaan.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
C. Beroepsspecifieke competenties
- BC4 ICT-systemen ontwikkelen
- BC5 ICT-systemen samenstellen
- BC6 ICT-systemen configureren
- BC7 ICT-systemen testen en beproeven
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties