Biologie is hét basisvak voor een Master in BioWetenschappen. In 4 modules krijg je biologische vakken uit alle integratieniveau's van de biologie, zoals: celbiologie, dierkunde, plantkunde, ecologie en biodiversiteit. In de celbiologie bestudeer je de biologische eigenschappen van cellen. Je verdiept je in bouw en functie van celorganellen en biomoleculen die de processen in de cel besturen. Vervolgens worden planten en dieren op organisme niveau bekeken: vorm (morfologie), inwendige structuren (anatomie) en werking (fysiologie). Daarna wordt de aandacht gericht op het populatie- en ecosysteemniveau: de onderlinge relaties tussen individuen en groepen van individuen en hun omgeving komen dan aan bod. In het voorjaar neem je deel aan veldpractica over flora en fauna.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
- 04. Vermogen tot kritische reflectie
- 06. In teamverband werken
- 07. Verantwoordelijkheid opnemen
- 09. Een ingesteldheid hebben tot levenslang leren
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 04. Onderzoek probleemgestuurd kunnen initiëren
- 01. Een onderzoekende houding hebben met inbegrip van een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis
- 02. Kennis hebben van onderzoeksmethoden en -technieken en deze adequaat kunnen toepassen
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 Systematische kennis hebben van de kernelementen van een discipline.
- C02 Gedetailleerde kennis hebben, geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline.
- C03 Begrip hebben van de structuur van het vakgebied en samenhang met andere vakgebieden.
- C04 Praktisch gericht kunnen denken en handelen vanuit wetenschappelijk inzicht.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties