Een ingenieur zal in zijn latere werkomgeving voortdurend moeten werken met allerlei materialen uit de organische chemie (koolstofchemie). Denken we maar aan de vele kunststoffen, brandstoffen, kleurstoffen, pesticiden, voedingsadditieven, enz. Deze stoffen hebben dikwijls een geweldige impact op ons dagelijks bestaan en onze welvaart. Een basiskennis van deze organische chemie is dus zeker gewenst in de opleiding.
In dit vak leer je deze organische verbindingen kennen via een studie van de verschillende productklassen met de bijhorende karakteristieke groep. Hierbij komen telkens de naamgeving, de typische structuurkenmerken, de toepassingen, de fysische en vooral de chemische eigenschappen aan bod. Tegelijk krijg je een inzicht in de verschillende reactiemechanismen in de organische chemie. In het laatste hoofdstuk krijg je een inleiding in de kunststoffenchemie.
In het practicum kan je zelf een eenvoudige organische synthese uitvoeren. Tevens kan je de belangrijkste scheidings-, zuiverings- en identificatietechnieken toepassen (destillatie, filtratie, kristallisatie, chromatografie) op organische-, kleur- en kunststoffen.
Analytische chemie behandelt de grondslagen van de klassieke analysemethoden: gravimetrie en volumetrie (pH-, redox- en complexvormingstitraties). Verder komt het principe van een aantal instrumentele technieken aan bod: electrochemie, spectrometrie en chromatografie. In het practicum worden deze technieken ingeoefend.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 04. Vermogen tot kritische reflectie
- 06. In teamverband werken
- 07. Verantwoordelijkheid opnemen
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 01. Een onderzoekende houding hebben met inbegrip van een appreciatie van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis
- 02. Kennis hebben van onderzoeksmethoden en -technieken en deze adequaat kunnen toepassen
- 06. Kunnen werken in teamverband
- 05. Een appreciatie kunnen maken van de onzekerheid, de ambiguïteit en de grenzen van de kennis
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 Systematische kennis hebben van de kernelementen van een discipline.
- C02 Gedetailleerde kennis hebben, geïnspireerd door de nieuwste ontwikkelingen van de discipline.
- C03 Begrip hebben van de structuur van het vakgebied en samenhang met andere vakgebieden.
- C04 Praktisch gericht kunnen denken en handelen vanuit wetenschappelijk inzicht.
- C05 Beheersen zorgsystemen: kwaliteitszorg, milieuzorg, veiligheid.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties