- Studenten oefenen in het voorbereiden en begeleiden van volgende activiteiten: morgenritueel met contactspel, gezelschapsspel, verhaal, kringgesprek, beeldende expressie, huishoudelijke activiteit, ritmiek, logispel, waarneming en prentkijken
- Tijdens het oefenen wordt speciale aandacht besteed aan volgende overkoepelende vaardigheden: observeren, opdrachten formuleren, vragen stellen, materialen ontwikkelen, impulsen geven, doelen kiezen en doelgericht begeleiden, taalgevoelig en expressief zijn, ervaringsgericht dialogeren
- Studenten oefenen in het voorzien van thematische opvulmomenten en overgangen tussen bovenstaande en andere thematische activiteiten.
Denk- en redeneervaardigheid:
- De student ontdekt het verband tussen de opdrachten en de inhouden die in de opleiding aan bod gekomen zijn.
Informatie verwerven en verwerken:
- De student is in staat om de informatie die in de opleiding aan bod gekomen is zinvol te integreren in de uitvoering van de opdrachten.
Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken:
- De student kan de gevonden oplossing helder toelichten voor medestudenten.
Ingesteldheid tot levenslang leren:
- De student kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en gaat hierbij gericht op zoek naar een alternatieve aanpak.
Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën:
- De student slaagt er in om samen met medestudenten, onder begeleiding, een geschikte oplossing te vinden voor de opdrachten.
Besef van maatschappelijke verantwoordelijkheid:
- De student neemt de ervaringsgerichte opvoedingsstijl als model voor zijn handelen in de kleuterklas.
Begeleider leer- en ontwikkelingsprocessen:
- De student kan gericht en objectief kijken naar kinderen in de kleuterklas.
- De student kan op die manier de beginsituatie van de kleuters achterhalen en van hieruit zijn aanbod uitwerken/bijsturen.
- De student kan doelstellingen kiezen en formuleren rekening houdende met de beginsituatie van de kleuters.
- De student kan verworven inzichten en vaardigheden integreren tot boeiende activiteiten op maat van de kleuters. Hierbij houdt hij rekening met vooropgestelde doelen.
- De student kan aangepaste ontwikkelingsmaterialen en stimulerende impulsen voorzien voor kleuters.
- De student kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen.
- De student kan duidelijke opdrachten en vragen formuleren op niveau van de kleuters.
- De student kan tijdens het begeleiden van activiteiten zijn expressie inzetten om het welbevinden en betrokkenheid van kleuters optimaal te houden.
Organisator:
- De student kan thematische opvulmomenten en overgangen voorbereiden.
- De student kan activiteiten schriftelijk voorbereiden, met aandacht voor een speelse inleiding en een duidelijke afronding.
- De student kan een stimulerende leefruimte voor kleuters creëren, rekening houdend met de veiligheid.
Innovator-onderzoeker:
- De student kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen.
Lid van een schoolteam:
- De student kan in dialoog met medestudenten en begeleiders reflecteren over het eigen pedagogisch en didactisch handelen.
Een groot deel van de praktijkateliers zijn opgebouwd volgens onderstaand stramien:
- het volgen van een demonstratie-activiteit in de oefenschool
- het bespreken van de activiteit vanuit een bepaalde invalshoek en het verder inoefenen ervan
- het individueel voorbereiden van twee gelijkaardige activiteiten
- het oefenen en bespreken van deze activiteiten met elkaar.
De student wordt intensief begeleid bij het uitvoeren van de praktijkopdrachten.
1ste examenperiode | 2de examenperiode | 3de examenperiode | |||
% | vorm | % | vorm | % | vorm |
100 | Permanent | 100% | Permanent |