01: De student kan een geheel van informatie opsplitsen in essentiële deelaspecten, deze
formuleren, begrijpen en verbanden leggen tussen de deelaspecten (analyseren); kan hoofd‐ en bijzaken onderscheiden en grote hoeveelheden informatie reduceren tot de belangrijkste onderdelen (synthetiseren/selecteren); k an voorbeelden en toepassingen bedenken bij meer abstracte informatie (concretiseren); kan nieuwe kennis zelfstandig toepassen in situaties waar die kennis vereist is (integreren); kan verbanden zoeken tussen verschillende onderdelen van informatie (relateren); kan een zinvolle logische structuur aanbrengen in informatie (structureren).
02: De student ziet in dat er een informatiebehoefte is; bepaalt wat hij precies in welke mate moet weten; vindt de benodigde informatie op een effectieve en efficiënte wijze; evalueert op een kritische wijze het informatiezoekproces en de gevonden informatie; beheert verzamelde en gecreëerde informatie; past oudere en nieuwe informatie toe om nieuwe concepten samen te stellen of om nieuwe inzichten te creëren; verwijst correct naar de gebruikte informatie.
03: De student beoordeelt het eigen werk en werkwijze; overweegt alternatieve werkwijzen
(voor‐ en nadelen) en neemt hierin een beslissing.
BC1: De student kan klantgericht communiceren zowel naar interne als externe klanten; eisen en wensen van klanten meenemen in het uitwerken van oplossingen; eisen en wensen van klanten afwegen bij het nemen van beslissingen, het maken van keuzes.
BC6: De student heeft de discipline om secuur te werken; oog voor details en verbanden; probeert fouten te voorkomen; laat eigen werk nakijken door anderen; gaat bij het ontdekken van fouten hij zelfstandig fouten corrigeren.
BC14: De student kan logistiek advies geven voor de organisatie van bedrijfskundige processen (bedrijfsprocessen uittekenen, analyseren en optimaliseren); logistiek advies geven over fysieke systemen voor productie, opslag, transport en handling (verzamelen en analyseren van gegevens; fysieke logistieke processen bestuderen en verbetervoorstellen genereren; arbeidsanalyse maken; simulatie bouwen).
BC19: De student kan processen van de waardetoevoegende activiteit relateren aan de besturing van de keten (processen van de totale supply chain begrijpen; verband leggen met de uitlevering en expeditie; relatie leggen tussen de waardetoevoegende activiteit en het voorraadbeheer en het service level); waardetoevoegende activiteiten plannen; processen van de
waardetoevoegende activiteit besturen.