De student kent en herkent de belangrijkste tijdscesuren binnen de Europese geschiedenis en onderkent het belang van het tijdsaspect voor het begrijpen van actuele gebeurtenissen tout court. Hij/zij erkent tegelijk de relativiteit van het begrip tijdsduur en ontwikkelt een kritische houding tegenover tijdsdruk enerzijds en 'verveling' (=perceptie van teveel aan tijd) anderzijds.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
C. Beroepsspecifieke competenties
Toelichting:
Als inhoudelijk expert kan de student historische gebeurtenissen plaatsen, schematiseren.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
A. Type
B. Verplichte leermiddelen
C. Aanbevolen leermiddelen
A. Types
- hoorcollege
- groepswerk
- labo en werkcollege
B. Omschrijving
A. Types
B. Omschrijving
| 1ste examenperiode |
2de examenperiode |
3de examenperiode |
| % |
vorm |
% |
vorm |
% |
vorm |
| 100 |
Mondeling en schriftelijk examen |
|
|
100 |
Taak |
| |
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
|
|
| |
|
|
|
|
|