1 TAALVAARDIGHEID
- Vaardigheidsoefeningen, met name voor lezen en schrijven.
2 TAALBESCHOUWING
- Taalbeschouwelijke achtergronden van de vaardigheden.
- Zins- en woordleer: herhaling en verdieping.
- Zinsontleding: samengestelde zinnen.
3 LITERATUUR
- Jeugdliteratuur (poëzie, toneel, roman).
4 VAKDIDACTIEK
- Leerplan Nederlands B-stroom en beroepsonderwijs.
- Functionele didactiek van de behandelde leerinhouden en vaardigheden.
Begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1 De student kan zijn/haar lessen afstemmen op de doelgroep (ook leerlingen van de B-stroom en het beroepsonderwijs).
2 De student kan de gepaste methodes en leermiddelen (inclusief ICT) selecteren voor de verschillende aspecten van het schoolvak Nederlands.
Inhoudelijk expert
1 TAALVAARDIGHEID
1.1 De student kan zich vlot uit te drukken in de standaardtaal.
1.2 De student kan zakelijke teksten schematiseren en samenvatten.
1.3 De student kan bij het schrijven rekening houden met de leesbaarheid van teksten en de voorschriften van de argumentatieleer.
1.4 De student kan bij het schrijven spelfouten te vermijden.
1.5. De student kan met het oog op de correctheid van taal en spelling informatiebronnen raadplegen.
2 TAALBESCHOUWING
2.1 De student kan samengestelde zinnen ontleden en de woordsoorten benoemen.
2.2 De student kan de grammaticaliteit van mondeling en schriftelijk taalgebruik beoordelen.
2.3 De student kan tegenover zijn/haar eigen taalgebruik en dat van anderen een kritische houding aannemen.
3 LITERATUUR
3.1 De student kan poëzie, toneelvoorstellingen en jeugdboeken op een verantwoorde wijze analyseren en kritisch beoordelen.
3.2 De student kan de gelezen fictionele teksten situeren in de Nederlandse literatuur- en cultuurgeschiedenis.
4 VAKDIDACTIEK
4.1 De student kan de hoofdlijnen en de aanwijzingen van het leerplan Nederlands voor de B-stroom en het beroepsonderwijs weergeven en in zijn/haar lesvoorbereidingen verwerken.
4.2 De student kan zijn/haarkeuze voor doelstellingen, werkvormen en leeractiviteiten bij lesvoorbereidingen verantwoorden.
4.3 De student kan schoolboeken Nederlands analyseren, vergelijken en beoordelen.
4.4 De student kan kritisch omgaan met de informatie en aanpak in schoolboeken Nederlands.
4.5 De student kan vakdidactische publicaties raadplegen.