1.1. De student kan de beginsituatie achterhalen.
1.2. De student kan doelstellingen kiezen en formuleren.
1.3. De student kan leerinhouden –ervaringen selecteren.
1.4. De student kan leerinhouden -ervaringen structureren.
1.5. De student kan gepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen.
1.6. De student kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen.
1.7. De student kan een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de leergroep.
1.8. De student kan de observatie/evaluatie voorbereiden.
1.9. De student kan observeren en proces en product evalueren met oog op bijsturing, remediëring en differentiatie.
2.4. De student kan actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in een pedagogische context.
3.1. De student beheerst de basiskennis van de leerinhouden en volgt recente ontwikkelingen in leergebieden en leergebiedoverschrijdende thema’s.
3.2. De student kan kennis en vaardigheden mbt leergebieden aanwenden.
3.3. De student kan het vormingsaanbod situeren en integreren in het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van de leerlingen.
4.1. De student kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen.
4.4. De student kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen.
5.1. De student kan vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen.
5.2 De student is in staat kennis te nemen van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek.
10.1. Sociaal-politiek domein
10.2. Sociaal-economisch domein
10.3. Levensbeschouwelijk domein
10.4. Cultureel-esthetisch domein
10.5. Cultureel-wetenschappelijk domein
Competenties van het overeenkomstige OO in het voorgaande programmajaar verworven hebben of geslaagd zijn voor het vorige programmajaar.