Wegwijs in het lager onderwijs (2009-2010)

Toelichting:

Denk - en redeneervaardigheid:

- De student is in staat om de doorgaande lijn te zien tussen het ervaringsgericht werken in het kleuteronderwijs en het lager onderwijs. 

- De student is in staat om de inhouden die hij in zijn opleiding kleuteronderwijs heeft meegekregen te transfereren naar het lager onderwijs. 

Verwerven en verwerken van informatie:

 - De student is in staat met de handvaten die hij tijdens de lessen meekreeg zijn weg te vinden in het 'leeraanbod' voor het lager onderwijs. 

Kritisch reflecteren:

 - De student is in staat zijn onderwijspraktijk kritisch in vraag te stellen en mogelijkheden tot optimalisering aan te reiken. 

- De student kan kritisch omgaan met handleidingen bestemd voor het lager onderwijs.   

Vermogen tot communiceren van informatie:

 - De student is in staat om over onderwijsthema's aangaande het lager onderwijs in gesprek te gaan met medestudenten, docenten, mentoren.

Toelichting:

Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de onderwijspraktijk

- De student kan een beredeneerd standpunt innemen en ontwikkelt een persoonlijke visie op beroepsspecifieke en/of maatschappelijke thema´s.

Toelichting:

Begeleider van leer - en ontwikkelingsprocessen:

- De student kan de beginsituatie van de kinderen en de groep achterhalen: de student heeft zicht op de ontwikkelingspsychologie van het schoolkind en is in staat om vanuit deze achtergrondkennis de beginsituatie van kinderen uit de lagere school te achterhalen.

- De student kan doelstellingen kiezen en formuleren: de student kan gebruik maken van de eindtermen en leerplannen bij het selecteren van doelen.  De student kan bij het uitwerken van lessen doelstellingen concreet formuleren.

- De student kan leerinhouden en leerervaringen selecteren: De student kan rekening houdende met de beginsituatie en de doelstellingen leerinhouden en leerervaringen selecteren voor de uit te werken lessen.  De student kan hierbij kritisch omgaan met handleidingen bij het uitwerken van de lessen.

- De student kan leerinhouden en leerervaringen structureren in een samenhangend aanbod. 

- De student kan aangepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen: De student heeft zicht op de mogelijke werkvormen in de lagere school en kan deze ook gevariëerd toepassen bij het uitwerken van lessen.  De student heeft zicht op differentiatiemogelijkheden en de daaraan gekoppelde werkvormen. 

- De student kan individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen: Bij het uitwerken van lessen kan de student geschikte media gebruiken met speciale aandacht voor goed bordgebruik en bordschrift. 

Opvoeder:

- De student is in staat om de fysieke en geestelijke gezondheid van kinderen te bevorderen: De student is in staat om specifieke noden van kinderen uit de lagere school op te merken. 

Inhoudelijk expert:

- De student beheerste de basiskennis van leerinhouden, waaronder ten minste de ontwikkelingsdoelen en eindtermen, en recente ontwikkelingen over inhouden en vaardigheden uit de leergebieden: De student heeft zicht op de specifieke didactiek van het aanvankelijk lees, schrijf- en rekenonderricht.  De student heeft zicht op verschillende lees- en rekenmethodes.

- De student kan verworven kennis en vaardigheid met betrekking tot de leergebieden aanwenden: De student is in staat om een activiteit taal, rekenen uit te werken.  De student is in staat om een W.O.-thema uit te werken.

- De student kan het eigen aanbod situeren in het geheel van het onderwijsaanbod met het oog op de begeleiding en oriëntering van kinderen: De student heeft zicht op de doorlopende lijn van kleuter- naar lager onderwijs. 

Organisator:

- De student kan een gestructureerd werkklimaat bevorderen: De student heeft zicht op de organisatie en het dagverloop in de lagere school. 

Innovator en onderzoeker:

- De student kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen: De student kan reflecteren op de uitgevoerde activiteiten in de lagere school.  De student kan reflecteren over de meerwaarde van de opleiding kleuteronderwijs voor het functioneren in het lager onderwijs. 

Cultuurparticipant:

- De student kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen.  De student ontwikkelt een interpretatiekader om te kijken naar lager onderwijs.