01. De student kan een geheel van informatie opsplitsen in essentiële deelaspecten, deze formuleren, begrijpen en verbanden leggen tussen de deelaspecten (analyseren); kan hoofd‐ en bijzaken onderscheiden en grote hoeveelheden informatie reduceren tot de belangrijkste onderdelen (synthetiseren/selecteren); kan voorbeelden en toepassingen bedenken bij meer abstracte informatie (concretiseren); kan nieuwe kennis zelfstandig toepassen in situaties waar die kennis vereist is (integreren); kan verbanden zoeken tussen verschillende onderdelen van informatie (relateren); kan een zinvolle logische structuur aanbrengen in informatie (structureren).
02. De student ziet in dat er een informatiebehoefte is; bepaalt wat hij precies in welke mate moet weten; vindt de benodigde informatie op een effectieve en efficiënte wijze; evalueert op een kritische wijze het informatiezoekproces en de gevonden informatie; beheert verzamelde en gecreëerde informatie; verwijst correct naar de gebruikte informatie.
De student kan zelfstandig problemen definiëren; complexe probleemsituaties in de
beroepspraktijk analyseren; zinvolle oplossingsstrategieën ontwikkelen en toepassen.
De student heeft de discipline om secuur te werken; oog voor details en verbanden;
probeert fouten te voorkomen; gaat bij het ontdekken van fouten zelfstandig fouten corrigeren.
Studenten hebben de volgende cursussen/boeken/artikels doorgenomen - Geen
Studenten hebben de volgende onderwijsactiviteiten gevolgd - Diploma secundair onderwijs
Studenten bezitten de volgende competenties -Geen
Ann Van Asbroeck, 2009, Gevaarlijke producten. Niet gepubliceerde curcus, KHKempen, Geel
Cursusmateriaal op Toledo