De student kan kiezen uit vier grote categorieën:
- (1) Een (nieuw) thema dat niet of weinig aan bod komt in de gangbare klaspraktijk onderzoeken op zijn mogelijkheden om er met kleuters rond te werken. Dit onderzoek resulteert in een product dat de vorm kan aannemen van: een didactische map, een koffer, een ontdekhoek (doos), een video, een website. Tijdens de stage gaat de student in de klas concreet aan de slag rond dit thema, met dit materiaal. Meestal gebeurt dit in de eindstage.
- (2) Een onderwerp bestuderen dat ofwel meer theoretisch van aard is en van belang op microniveau (klasniveau). Dit onderwerp kan een eigen interessepunt zijn, maar kan ook aangereikt worden vanuit een stageschool, een docent, een onderzoekscentrum, een externe organisatie. Dit onderzoek kan eveneens resulteren in een product dat consulteerbaar is.
- (3) Een onderzoek/onderwerp op mesonoveau (schoolniveau). Dit onderwerp kan te maken hebben met de introductie van vernieuwingen of met elementen van de school als organisatie.
- (4) Een onderzoek/ onderwerp op macroniveau (het ruime onderwijsveld). Dit onderwerp kan te maken hebben met nieuuwe maatregelen genomen door de overheid, actuele onderwijsproblematieken, ... Voor de categorieën 2,3 en 4 geldt dat er mogelijk rond dit onderwerp gewerkt wordt tijdens de eindstage (mei). Het kan echter ook zijn dat de student tijdens alle stageperiodes eerder 'onderzoeksmatig' bezig is met dit onderwerp.
PB - 01Denk en redeneervaardigheid. De student kan grote hoeveelheden informatie analyseren, synthetiseren en structureren. De student kan kennis integreren in situaties waarin die kennis vereist is. De student kan concrete voorbeelden en toepassingen bedenken bij meer abstracte kennis.
PB- 02 Informatie verwerven en verwerken. De student kan informatie op een effectieve en efficiënte wijze vinden, beheren en evalueren. De student kan correct verwijzen naar gebruikte informatie.
PB- 04 Projectmatig en methodisch handelen. De student maakt in overleg een planning op, rapporteert tussentijds over de voortgang van het werk en zorgt voor het permanent evalueren en bijsturen van de ondernomen activiteiten en procedures.
PB - 05 Leiding geven. Zie teamgericht en oplossingsgericht kunnen werken.
PB- 06 Vermogen tot communiceren van informatie, ideeën, problemen en oplossingen. De student kan een helder en duidelijk verslag maken, zonder overbodige informatie, met correct gebruik van het Standaardnederlands. De student kan een heldere en korte presentatie maken, met correct gebruik van het Standaardnederlands en ondersteund door gepaste visuele hulpmiddelen.
PB- 07 Ingesteldheid van levenslang leren. De student bepaalt doelen, onderneemt en beschrijft ondernomen activiteiten. De student beschrijft leeruitkomsten daarvan en reflecteert over het leerrendement.
PB - 08 Teamgericht kunnen werken. De student is constructief en stipt in het samenwerken met medestudenten en in het gezamenlijk bereiken van een resultaat. De student hanteert communicatieve vaardigheden als luisteren, samenvatten, doorvragen, feedback geven en ontvangen, motiveren).
PB - 09 Oplossingsgericht kunnen werken. De student kan de transfer maken van theoretische modellen en achtergrond naar de toegepaste praktijk. De student kan hierbij inzichten uit verschillende disciplines of opleidingsonderdelen integreren.
PB - 10 Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid. De student kan een beredeneerd standpunt innemen en ontwikkelt een persoonlijke visie op beroepsspecifieke en/of maatschappelijke thema´s.
C3 Inhoudelijk expert. De student verdiept zich zelfstandig in recente evoluties betreffende inhouden uit de leerdomeinen van de kleuterschool. De student wendt deze aan of toetst deze aan de praktijk.
C5 Innovator-onderzoeker. De student neemt kennis van toegankelijke resultaten van onderwijsonderzoek die relevant zijn in kader van het afstudeerproject. De student implimenteert vernieuwende inzichten, zowel in de klas als in de school. De student beschrijft leeruitkomsten daarvan en reflecteert over het leerrendement.
C10 Cultuurparticipant. De student gaat kritisch om met informatie over thema´s, relevant in het kader van het afstudeerproject.
Inhoudelijke, didactisch-pedagogische, communicatieve en taalcompetenties verworven doorheen heel de opleiding.
Studenten worden begeleid in kleine groepen en maken op regelmatige basis een afspraak met hun begeleider.
1ste examenperiode | 2de examenperiode | 3de examenperiode | |||
% | vorm | % | vorm | % | vorm |
100 | Werkstuk + presentatie. | 100 | Individuele taak of opnieuw indienen van bijgestelde werkstuk. |