Tijdens het tweede jaar wordt de geschiedenis van de beeldende kunst vanaf de 20ste eeuw tot heden behandeld.
Omdat we in deze periode meer kunstenaarspersoonlijkheden ontmoeten, zal naar verhouding naar hen ook extra aandacht gaan.
A. Algemene competenties
- 01. Denk- en redeneervaardigheid
- 02. Informatie verwerven en verwerken
- 03. Kritisch reflecteren
- 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
- 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
C. Beroepsspecifieke competenties
- C03 Inhoudelijk expert.
- C10 Cultuurparticipant.
Toelichting:
Naast competenties uit het eerste jaar, kan hieraan worden toegevoegd:
Kennis verwerven over de voornaamste kunstenaarspersoonlijkheden en hun werk uit de behandelde periode;
hen leren zien als exponenten van een bepaalde periode of stijl, maar tevens vaak ook als hiervan duidelijk verschillend omwille van persoonlijkheid en creatief genie.
Evoluties en verschuivingen met betrekking tot genres en thema's leren zien en historisch verklaren ten gevolge van veranderde tijdsomstandigheden.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
Op zijn minst dezelfde attitude ten opzichte van het kunstfenomeen in het algemeen als voor het eerste jaar.
Hierbij komt het steeds groter wordend verlangen naar eigen onderzoek en exploratie.
A. Type
- cursus
- Andere: Alle vormen van beeldend materiaal
B. Verplichte leermiddelen
Naast de eigen nota's is ook een handboek verplicht bruikbaar.
Het gaat om hetzelfde handboek als in het eerste jaar.
C. Aanbevolen leermiddelen
Tijdens de lessen zal er aanbevolen literatuur worden medegedeeld, afhankelijk van wat er actueel is.
A. Types
- hoorcollege
- begeleide zelfstudie
- Andere: uitstappen
B. Omschrijving
A. Types
- mondeling examen
- paper/werkstuk
- presentatie
- permanente evaluatie
- individuele taak
B. Omschrijving
De permanente evaluatie bestaat uit het aanmaken van een uitgebreide documentatie betreffende de geziene en besproken kunstwerken; deze bevat niet alleen puur beeldend materiaal maar ook een accurate beschrijving en situering.
Kunstgeschiedenis wordt voor 30% permanent geëvalueerd. Voor 70% wordt dit OO geëvalueerd door middel van een mondeling examen in de tweede examenperiode.
In de derde zittijd wordt het cijfer van permanente evaluatie voor 100% overgedragen.
Tijdens de contactmomenten met de docent en via mail.