Stage omvat de voorbereiding van de stage en de uitvoering ervan.
De stage is opgedeeld in twee periodes en gaat door in twee verschillende stageklassen . Elke stageperiode bestaat uit : observeren, participeren en zelf dingen doen in de kleuterklas. De stage wordt systematisch opgebouwd: van één naar meerdere ervaringssituaties per dag, van een dag- naar een (halve) week.
Binnen het opleidingsinstituut is begeleiding voorzien bij het uitwerken van de stages:
- nakijken van lesvoorbereidingen
- ondersteuning bij stappen in het thematisch werken
- individuele ondersteuning bij het uitwerken van dagplanning en weekplanning door leerbegeleider
Kritisch reflecteren :
- De student kan zijn eigen functioneren in vraag stellen, analyseren en beoordelen.
Leiding geven:
- De student kan zichzelf ten aanzien van kleuters profileren als leid(st)er.
Teamgericht kunnen werken:
- De student kan zich inschakelen in het schoolgebeuren, hierbij participeert hij/zij actief aan de speeltijden.
- De student neemt zelf initiatief om afspraken te maken met mentoren en de directie van de school en wil deze afspraken ook naleven.
- De student toont bereidheid tot bespreking van zijn klaspraktijk ten aanzien van medestudenten, docenten en mentoren.
- De student kan actief luisteren en correct omgaan met feedback en met respect voor de inbreng van anderen samenwerken.
- De student kan in groep werken aan een stagethema, met voldoende aandacht voor ieders eigenheid.
Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën:
- De student integreert inzichten uit andere opleidingsonderdelen om deze toe te passen in de praktijk.
- De student kan kritisch kijken naar zijn klaspraktijk en gaat gericht op zoek naar mogelijke oplossingen, dit door het maken van stagereflecties.
Begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen:
- De student kan goed observeren.
- De student kan via deze observatie de beginsituatie van de kinderen en van de groep achterhalen.
- De student kan inspelen op de ontwikkelingsnoden van kinderen door te voorzien in een aanbod.
- De student kan dit aanbod vertalen in ervaringssituaties.
- De student kan deze ervaringssituaties goed uitwerken in een doordachte voorbereiding, met beginnende aandacht voor doelformulering.
- De student kan deze ervaringssituaties begeleiden met oog voor betrokkenheid en welbevinden van de kinderen.
- De student kan deze ervaringssituaties begeleiden met voldoende ruimte voor kleuterinbreng.
- De student kan reeds een ontwikkelingsrijk milieu voorzien.
- De student kan her en der stimulerende impulsen geven om het spel van de kleuters te verrijken.
- De student kan het geheel plaatsen in een logisch opgebouwde dagplanning.
- De student kan reeds een thema uitwerken.
- De student kan een inhoudelijk logische opbouw voorzien in dag- en weekplanningen.
- De student kan een thema zichtbaar aanwezig stellen in de klas.
Opvoeder:
- De student kan rekening houden met het welbevinden van individuele kleuters.
- De student kan een aanzet geven in het ervaringsgericht dialogeren met kleuters.
- De student kan zich inleven in de leefwereld van kleuters.
- De student kan een positief klimaat creëren voor de kleutergroep.
- De student kan zichzelf profileren als leid(st)er door grenzen aan te geven en duidelijke afspraken te maken met de kleuters.
- De student heeft oog voor welbevinden van de kleuters.
Inhoudelijk expert:
- De student kan de opgestoken informatie uit de modules integreren in de praktijk.
- De student kan de opgestoken vaardigheden uit de routes integreren in de praktijk.
- De student kan zelf gevonden informatie kritisch doorlichten en op een verantwoorde manier integreren in de praktijk.
Organisator:
- De student kan activiteiten vlot laten verlopen qua timing, veiligheid, opstelling van de materialen, groeperingswijze...
- De student kan actief participeren aan dagelijkse routine-activiteiten.
- De student kan administratieve taken beginnend overnemen.
- De student kan een hele dag vlot laten verlopen, door eerste stappen te zetten in de ruimere klasorganisatie: activiteiten opstarten, parallel begeleiden, opruimen en overgangen.
Innovator en onderzoeker:
- De student kan zijn eigen functioneren in vraag stellen en bijsturen aan de hand van stagereflecties en een eigen sterkte/zwakteanalyse.
Partner van ouders en verzorgers.
- De student bevraagt de mentor over gegevens van kleuters en weet hiermee discreet om te gaan.
- De student zorgt voor een vriendelijk, correct en beleefd contact met de ouders.
Lid van een schoolteam.
- De student zorgt voor een vriendelijk, correct en beleefd contact met mentor en andere teamleden.
- De student hanteert een gepast taalgebruik en zorgt voor verzorgd voorkomen.
- De student informeert mentor en school tijdig over opdrachten , overlegt en biedt hulp waar nodig.
- De student komt reglementen en afspraken goed na.
Cultuurparticipant.
- De student kan op basis van relevante informatiebronnen op de hoogte blijven van actuele maatschappelijke thema's.
1ste examenperiode | 2de examenperiode | 3de examenperiode | |||
% | vorm | % | vorm | % | vorm |
100 | Permanente evaluatie |