In een inleidend hoofdstuk worden de begrippen Ethiek, Bedrijfsethiek, Beroepsethiek en Deontologie verhelderd. Daarna wordt een beroepsethsiche methode (H. Siebens) aangeleerd om tot gefundeerde ethische oordelen te komen.
De studenten maken een werkstuk waarmee ze aantonen dat ze de aangeleerde beroeps- en bedrijfsethische methode kunnen toepassen op een zelfgekozen actuele casus. Ze gebruiken daarbij degelijke bronnen en komen tot een genuanceerde ethische conclusie.
De casussen kunnen handelen over:
- De maatschappelijke verantwoordelijkheid van ondernemingen.
- De relatie tussen bedrijf en werknemer.
- De relatie tussen onderneming en consument.
- De relatie tussen onderneming en omgeving.
- Bedrijfscultuur en bedrijfscodes.
- Beroepsethiek.
A. Algemene competenties
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
C. Beroepsspecifieke competenties
Toelichting:
de studenten staan bewust stil bij de ethische dimensie van hun beroepsmatig handelen en expliciteren de ethische relevantie van specifieke beroepsvraagstukken
de studenten worden gestimuleerd in het ontwikkelen van beroepsethische houdingen
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
A. Type
B. Verplichte leermiddelen
Verplichte lectuur: Herman Siebens, Zakenethiek, Garant, Leuven.
Aanbevolen Lectuur:
- J. Van Gerwen, J. Verstraeten, Business en Ethiek, Tielt, 1997.
- M. Algera, A. Jansen, W. Maykamp, P. Westerhuis, Ethiek in
Bedrijf, Groningen, 1993.
C. Aanbevolen leermiddelen
A. Types
- oefenpracticum
- groepswerk
B. Omschrijving
A. Types
B. Omschrijving