De student beheerst de inhoud grondig.
De student verwerft een algemene wetenschappelijke vorming als ruggensteun voor de te onderwijzen leerstof.
De student kan wetenschapplijke modellen, principes en wetten verantwoord interpreteren.
De student gebruikt consequent de wetenschappelijke onderzoeksmethode.
De student kan fysica in verband brengen met de leefwereld.
De student is op de hoogte van recente maatschappelijke ontwikkelingen in het vakgebied.
De student kan degelijke werkstructuren maken voor BZL en oefeningen.
Als organisator:
De student kan een gedeelte van de leerstof zelfstandig verwerken.
De student kan zelfstandig werk (BZL en oefeningen) begeleiden.
|
||||||||||||||||||||||