De student vindt zijn informatie op een effectieve en efficiënte wijze;
De student evalueert op een kritische wijze het informatieproces en de gevonden informatie;
De student ziet in dat er een informatiebehoefte is;
De student bepaalt wat hij/zij precies in welke mate moet weten;
De student beheert verzamelde en gecreëerde informatie;
De student verwijst correct naar de gebruikte informatie;
De student heeft een duidelijk beeld van de opdrachtomschrijving;
De student schrijft heldere en duidelijke teksten zonder overbodige informatie;
De student schrijft inhoudelijk correcte teksten;
De student toetst de tekst af aan de opdrachtomschrijving;
De student heeft oog voor vorm en opmaak;
De student respecteert grammatica- en spellingsregels;
De student heeft het verslag tegen de afgesproken tijd klaar;
De student maakt een volledig verslag: alle punten die op de vergadering besproken zijn staan erin;
De student besteedt aandacht aan taalgebruik, spelling en lay-out;
De student geeft de belangrijkste argumenten weer;
De student geeft de besluiten en actiepunten duidelijk weer;
De student maakt een objectief verslag;
De student gaat na met welk doel de informatie wordt voorgesteld aan het publiek;
De student geeft enkel relevante informatie en stelt deze gestructureerd voor;
De student beheerst de inhoud;
De student gebruikt gepaste visuele hulpmiddelen;
De student ondersteunt de voorstelling met gepast non-verbaal gedrag (lichaamshouding, gebaren, oogcontact, tempo, articulatie, intonatie, …);
De student past zijn/haar taalgebruik aan het publiek aan;
De student houdt het publiek betrokken bij de presentatie.
Schriftelijk rapporteren:
- De student heeft een duidelijk beeld van de opdrachtomschrijving.
- De student schrijft heldere en duidelijke teksten zonder overbodige informatie.
- De student schrijft inhoudelijk correcte teksten.
- De student toetst de tekst af aan de opdrachtomschrijving.
- De student heeft oog voor vorm en opmaak.
- De student respecteert grammatica- en spellingsregels.
Mondeling presenteren:
- De student gaat na met welk doel de informatie wordt voorgesteld aan het publiek.
- De student geeft enkel relevante informatie en stelt deze gestructureerd voor
- De student beheerst de inhoud.
- De student gebruikt gepaste visuele hulpmiddelen.
- De student ondersteunt de voorstelling met gepast non-verbaal gedrag (lichaamshouding,