De volgende woordenschat in het Engels komt aan bod: getallen, afmetingen, afkortingen, lengte- en gewichtsmaten, gereedschap, instrumenten, apparatuur, bevestigingsmateriaal, materialenleer, verpakkingsmateriaal, alternatieve energiebronnen, veiligheid in het magazijn (veiligheidstips, veiligheidsborden, brandpreventie), magazijnuitrusting, logistieke begrippen (JIT), het productieproces, kwaliteitscontrole, pallets, barcode & RFID, telefoonconversaties in het Engels (met klanten & leveranciers), introductie handelscorrespondentie (layout, prijsaanvraag, offerte, bestelling, klacht, rappelbrief).
02: De student ziet in dat er een informatiebehoefte is; bepaalt wat hij precies in welke mate moet weten; vindt de benodigde informatie op een effectieve en efficiënte wijze; evalueert op een kritische wijze het informatiezoekproces en de gevonden informatie; beheert verzamelde en gecreëerde informatie; past oudere en nieuwe informatie toe om nieuwe concepten samen te stellen of om nieuwe inzichten te creëren; verwijst correct naar de gebruikte informatie.
03: De student stelt het eigen functioneren in vraag, analyseert en beoordeelt het; beoordeelt eigen werk en werkwijze op basis van evaluatiecriteria; benoemt positieve en negatieve aspecten in het eigen functioneren.
06: De student kan klantgericht communiceren.
De student kan deel uitmaken van een effectief team; zich inzetten; actief luisteren (luisteren – samenvatten – doorvragen); feedback geven; feedback ontvangen; motiveren.
BC1: De student kan klantgericht communiceren zowel naar interne als externe klanten; eisen en wensen van klanten meenemen in het uitwerken van oplossingen; eisen en wensen van klanten afwegen bij het nemen van beslissingen, het maken van keuzes.
BC12: De student kan begrijpen (luisteren en lezen): Engels B2; spreken (gesproken interactie, gesproken productie): Engels B1; schrijven: Engels B1.