Databases 1 (2009-2010)

-Het principe van een relationele database kennen -Tabellen opstellen en de eigenschappen van de velden vastleggen -Formulieren maken -Correcte relaties tussen tabellen aanmaken -Query's maken met velden uit één of meerdere tabellen, berekeningsvelden toevoegen -Formulieren opstellen van de tabellen of query's met de Wizard en de layout aanpassen -Een formulier met een subformulier opstellen -Rapporten opstellen met een groeponderbreking

A. Algemene competenties

  • 01. Denk- en redeneervaardigheid
  • 02. Informatie verwerven en verwerken
  • 03. Kritisch reflecteren
  • 04. Projectmatig en methodisch handelen in functie van creatieve kennisontwikkeling
  • 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
  • 07. Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
Toelichting:

01: De student kan een geheel van informatie opsplitsen in essentiële deelaspecten, deze formuleren, begrijpen en verbanden leggen tussen de deelaspecten (analyseren); kan hoofd‐ en bijzaken onderscheiden en grote hoeveelheden informatie reduceren tot de belangrijkste onderdelen (synthetiseren/selecteren); kan voorbeelden en toepassingen bedenken bij meer abstracte informatie (concretiseren); kan nieuwe kennis zelfstandig toepassen in situaties waar die kennis vereist is (integreren); kan verbanden zoeken tussen verschillende onderdelen van informatie (relateren); kan een zinvolle logische structuur aanbrengen in informatie (structureren).

02: De student kan inzien dat er een informatiebehoefte is; kan bepaalen wat hij precies in welke mate moet weten; kan de benodigde informatie op een effectieve en efficiënte wijze vinden; kan op een kritische wijze het informatiezoekproces en de gevonden informatie evalueren;kan verzamelde en gecreëerde informatie beheren;kan oudere en nieuwe informatie toepassen  om nieuwe concepten samen te stellen of om nieuwe inzichten tecreëren; kan correct naar de gebruikte informatie verwijzen .

03: De student kan het eigen functioneren in vraag stellen , analyseren en beoordelen; kan eigen werk en werkwijze op basis van evaluatiecriteria beoordelen ; kan positieve en negatieve aspecten in het eigen functioneren benoemen ; kan alternatieve werkwijzen overwegen (voor‐ en nadelen) en neemt hierin een verantwoorde beslissing; kan leerpunten in het eigen functioneren formuleren, neemt deze op en evalueert ze.

04: De student kan een planning opmaken  voor de verschillende stappen in het project; kan in elke fase van het project oog hebben voor vijf essentiële aspecten: (1) tijd (wanneer moet wat gebeuren?), (2) geld (wat zijn de baten / wat mag het kosten?), (3) kwaliteit (wat is goed genoeg?), (4) informatie (wat is correct / wat is relevant?), (5) organisatie (wie doet wat op welke manier?); kan tussentijds rapporteren over de voortgang van het werk; kan zorgen voor het permanent evalueren en bijsturen van de ondernomen activiteiten en procedures; kan planmatig eigen oplossingen genereren door deze te relateren aan reeds gekende en opgeloste problemen; kan gericht op zoek gaan naar externe (gespecialiseerde) hulp waar nodig. De student kan een nieuw probleem analyseren; een probleem relateren aan reeds gekende en opgeloste problemen; een creatieve oplossing genereren; bij moeilijkheden gericht naar (gespecialiseerde) hulp vragen.

06: De student kan schriftelijk rapporteren; verslaggeving; mondeling overleggen; mondeling presenteren.

07: De student kan bij zichzelf nagaan  welke competentie nog niet goed ontwikkeld is; kan activiteiten ondernemen  die de ontwikkeling van die competentie stimuleren; kan de ondernomen activiteiten beschrijven en de leeruitkomsten daarvan; kan nagaan  of de vaardigheid aan het eind van de ondernomen activiteiten is verbeterd; kan evalueren of de aanpak effectief is geweest.

B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties

  • 09. Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
Toelichting:

De student kan zelfstandig problemen definiëren; complexe probleemsituaties in de

beroepspraktijk analyseren; zinvolle oplossingsstrategieën ontwikkelen en toepassen.

C. Beroepsspecifieke competenties

  • BC6 De bachelor in de logistiek is in staat zijn werk met de nodige nauwkeurigheid en stiptheid uit te voeren.
  • BC9 De bachelor in de logistiek is in staat te werken met o.a. tekstverwerking, rekenbladen, databases, internet, e-mail, …
  • BC20 De bachelor in de logistiek is in staat adviezen en ondersteuning te geven t.a.v. selectie, implementatie en beheer van logistieke automatisering en informatisering.
Toelichting:

BC6: De student heeft de discipline om secuur te werken; oog voor details en verbanden; probeert fouten te voorkomen; laat eigen werk nakijken door anderen; gaat bij het ontdekken van fouten hij zelfstandig fouten corrigeren.

BC9: De student kan moderne communicatiemiddelen (vb. internet, e‐mail) gebruiken; rapporten maken met een tekstverwerker; gegevens verwerken met een rekenblad;gegevens beheren met een database.

BC20: De student kan advies en ondersteuning te geven t.a.v. de selectie van logistieke automatisering en informatisering (opstellen van de scoop en functionele eisen; marktonderzoek ondersteunen; logistieke processen definiëren; opstellen van een business case; kostenanalyse uitvoeren); advies en ondersteuning te geven t.a.v. de implementatie van logistieke automatisering en informatisering (implementatieaanpak mee opstellen rekening houdende met mogelijke risico’s; opstellen van de implementation papers; implementatieproject plannen; implementatie mee begeleiden; gegevens beheren); advies en ondersteuning te geven t.a.v. het beheer van logistieke automatisering en informatisering (vastleggen dan de beheerobjecten en ‐activiteiten; vastleggen van beheerpartijen; procedures voor het  beheer vastleggen en uitvoeren; documenteren van het beheer; plan opstellen voor het realiseren van het beheer).

A. Volgtijdelijkheid

B. Competenties

A. Type

  • materiaal op leeromgeving
  • materiaal op WWW
  • handboek

B. Verplichte leermiddelen

C. Aanbevolen leermiddelen

A. Types

  • hoorcollege
  • oefenpracticum
  • groepswerk
  • labo en werkcollege
  • elektronisch leerplatform

B. Omschrijving

A. Types

  • paper/werkstuk
  • permanente evaluatie
  • open boek
  • aan de computer
  • projectwerk

B. Omschrijving

OA:
05210486
Code:
05210486
Vakcoördinator:
Jos Bogaerts
Semester:
1
Studiepunten:
3
Onderwijstaal:
Nederlands