Het opleidingsonderdeel praktijk deel 2 omvat vier facetten: didactisch atelier, stagevoorbereiding, stage-uitvoering en stagereflectie
In Didactisch atelier verwerft de student de algemene vakoverschrijdende didactische competenties die hij nodig heeft om in de complexe situatie van het reële klasgebeuren goed te functioneren. Dit veronderstelt een geïntegreerde aanpak waarin alle opleidingsonderdelen een plaats krijgen. Het DA is een voorbereiding op stage en helpt de student om met meer zelfvertrouwen de eerste stappen in het werkveld te zetten.
In de stagevoorbereiding leert de student een verantwoorde selectie maken uit bestaande bronnen die aansluiten bij het doel van de stage en wordt hij zich bewust van wat de realisatie voor zichzelf inhoudt. De voorbereiding van de stage gebeurt in het begin sterk docentgestuurd en evolueert naar studentgestuurd. De student kan bij de stagevoorbereiding een beroep doen op individuele begeleiding door de docenten.
Stage geeft studenten de kans om handelingsbekwaamheid te verwerven in het werkveld. In de stage leert de student de algemene, de pedagogisch-didactische, de relationele, de vakinhoudelijke en vakdidactische elementen integreren tot functionele praktijkhandelingen. Bij de aanvang van de opleiding wordt de context vereenvoudigd, naarmate de opleiding vordert wordt de context complexer, tot hij tenslotte de realiteit zoveel benadert.
In stagereflectie kijkt de student kritisch terug op zijn stage-ervaringen. Hij evalueert uitgevoerde stageactiviteiten en kan zichzelf op basis hiervan bijsturen.
1.1. beginsituatie achterhalen 1.2. doelstellingen kiezen en formuleren 1.3. leerinhouden-ervaringen selecteren 1.4. leerinhouden-ervaringen structureren 1.5. gepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen 1.6. individueel en in team leermiddelen kiezen en aanpassen 1.7. krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de leergroep. 1.8. observatie/evaluatie voorbereiden 1.9. observeren en proces en product evalueren met oog op bijsturing, remediëring en differentiatie 1.11. leer-en ontwikkelingsprocessen adequaat begeleiden in Standaardnederlands, rekening houdend met het taalbeheersingsniveau van de leerlingen. 1.12 omgaan met de diversiteit van de groep 2.1. positief leefklimaat creëren voor de lln. in de groep en op school 2.2. emancipatie bevorderen 2.3. door attitudevorming individuele ontplooiing en maatschappelijke participatie voorbereiden 2.4. actuele maatschappelijke ontwikkelingen hanteren in pedagogische context 2.5. adequaat omgaan met lln. met sociaal-emotionele probleemsituaties en gedragsmoeilijkheden 2.6. fysiek en geestelijk welzijn bevorderen 3.1. basiskennis beheersen van de leerinhouden en recente ontwikkelingen volgen in leergebieden en leergebiedoverschrijdende thema's. 3.2. kennis en vaardigheden mbt leergebieden aanwenden 3.3. vormingsaanbod situeren en integreren in onderwijsaanbod met het oog op begeleiding en oriëntering van lln. 4.1. gestructureerd werkklimaat bevorderen 4.2. soepel en efficiënt da-en weekverloop dat past in korte en lange termijnplanning 4.3. correct uitvoeren van administratieve taken 4.4. stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houden met de veiligheid van de leerlingen. 5.1. vernieuwende elementen aanwenden en aanbrengen 5.3.eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen 6.1. zich informeren over en discreet omgaan met gegevens 6.3. in overleg met het team ouderes en verzorgers informeren over en betrekken bij het klas-en schoolgebeuren rekening houdens met diversiteit 6.5.in Standaardnederlands of naargelang de contex in een passend register adequaat in interactie treden met ouders en verzorgers 7.1. overleggen en samenwerken binnen het schoolteam 7.2. binnen het schoolteam taakverdeling overleggen en afspraken naleven 7.3. pedagogische en didactische aanpak in team bespreken 7.5. in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam 8.2. in standaardnederlands adequaat in interactie treden met medewerkers van onderwijsbetrokken initiatieven 10.1 actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen onderscheiden en kritisch benaderen op de volgende domeinen: het sociaal-politieke domein, het sociaal-economische domein, het levensbeschouwelijke domein, het cultureel-esthetische domein, het cultureel-wetenschappelijke domein.
|
Je beschikt over de competenties die zijn aangegeven in stage en didactisch atelier deel 1
Al het gebruikte DA-materiaal dat terug te vinden is op Toledo.
Stageinformatieboek en noodzakelijke stagegerelateerde documenten en formulieren.
De student loopt stage in alle graden van de lagere school. De student krijgt tijd ingebouwd in het uurrooster om zich zelfstandig en via een zelfgestuurd leerproces voor te bereiden op de stage. Op vastgestelde tijstippen kan hij beroep doen op individuele begeleiding (stagevoorbereiding). Vnl. in de didactische ateliers en verder ook in de andere opleidingsonderdelen, krijgt hij een gerichte voorbereiding om het vereiste stageniveau te kunnen halen. Na elke stage krijgt de student feedback van de mentor en/of docent om het leerproces te kunnen optimaliseren.
In de didactische ateliers komen volgende onderwerpen aan bod: krachtige leeromgevingen, actieve werkvormen, differentiatie, coöperatieve werkvormen, evaluatie en ict.
De didactische ateliers worden geëvalueerd door een presentatie van een portfolio waarin de student bewijzen bij elkaar brengt die aantonen dat hij of zij gewerkt heeft aan de competenties die we voor ogen hebben bij het DA. Verschillende da-opdrachten, gelinkt aan de verschillende thema's, worden in de stage gerealiseerd en het verslag hiervan (wat gedaan? wat er uit geleerd) krijgen hun plaats in het portfolio. Dit deel telt mee voor 25%.
De stage wordt beoordeeld op basis van de stagemap, feedbackverslagen van mentoren en docenten. De mentoren hebben vooral een begeleidende rol, de docenten vooral een beoordelende rol. De stage telt mee voor 75% van de punten.
De stagecommissie kan, op basis van de stagefeedback, de stagekaft, de leerattitudes van de student, toch een tekort voor het hele OO toekennen, ook als de punten van da voldoende zijn.
De stage wordt permanent opgevolgd en geëvalueerd. De student krijgt een tussentijdse evaluatie op het einde van het eerste semester (er wordt gewerkt met drie kleuren: rood voor onvoldoende, oranje betekent een waarschuwing, groen betekent voldoende. In juni volgt een eindevaluatie op basis waarvan een definitief stagecijfer wordt toegekend. Voor stage en da is geen derde examenperiode mogelijk. Indien bij de lesbezoeken van de docenten Een lesbezoek is een momentopname en het cijfer bij het totaal van een les zegt iets over het totaalbeeld van de praktijkcompetenties op dat moment. Verschillende lesbezoeken geven verschillende momentopnames: als er regelmatig onvoldoendes opduiken bij meerdere geziene lessen voor één of meerdere deelcompetenties (zie rubrieken in de lesfeedback), dan kan dit ook aanleiding geven tot een onvoldoende in de eindevaluatie, ook als de student steeds een voldoende had voor het totaal van elke geziene les. Een gedetailleerde beschrijving van de afspraken en de criteria is te vinden in het stageinformatieboek en de formulieren voor stagefeedback. |
|
Bij het oefenen tijdens de didactische ateliers krijgt de student ondersteuning van betrokken lectoren uit verschillende opleidingsonderdelen. Voor dit onderdeel zijn er 8 uren differentiatietijd voorzien. Deze uren worden volledig besteed aan ict. De student kan deze uren gebruiken om ondersteuning te krijgen bij het verwerven van de ict-competenties.
Voor stage krijgen de studenten ondersteuning en begeleiding bij de stagevoorbereiding. Ook krijgen de studenten stagefeedback van de mentor en/of de bezoekende docent bij de stagelessen. Begeleiding bij reflectie op stage krijgt een plaats binnen het OO persoonlijk leermanagement.