01: De student kan een geheel van informatie opsplitsen in essentiële deelaspecten, begrijpen en verbanden leggen tussen de deelaspecten (analyseren); kan voorbeelden en toepassingen bedenken bij meer abstracte informatie (concretiseren); kan nieuwe kennis zelfstandig toepassen in situaties waar die kennis vereist is (integreren); kan verbanden zoeken tussen verschillende onderdelen van informatie (relateren).
02: De student bepaalt wat hij precies in welke mate moet weten; vindt de benodigde informatie op een effectieve en efficiënte wijze; evalueert op een kritische wijze het informatiezoekproces en de gevonden informatie; past oudere en nieuwe informatie toe om nieuwe concepten samen te stellen of om nieuwe inzichten te creëren.
BC1: De student kan klantgericht eisen en wensen van klanten meenemen in het uitwerken van oplossingen; eisen en wensen van klanten afwegen bij het nemen van beslissingen, het maken van keuzes.
BC3: De student kan inspelen op mogelijke toekomstige situaties en verhoudingen; is betrokken en zal initiatief nemen; zal ingrijpen wanneer iets fout loopt of dreigt fout te lopen.
BC16: De student kan voorraad besturen (voorraad indelen naar soort en functie); voorraad administreren (voorraadkosten bepalen); voorraad optimaliseren (bepalen van de voorraadlocatie in de supply chain); voorraadbesturingssysteem ontwikkelen (bestelmethode bepalen; optimaliseren van de informatiestroom).
BC18: De student kan transportactiviteiten plannen (distributieplanning opstellen; transportplanning opstellen; routeplanning opstellen; rittenplanning opstellen); transportmodaliteit kiezen (de grondvorm voor distributie uittekenen; afweging maken tussen transportmiddelen, inter- en multimodaal transport op basis van kosten, service, milieu).