In de lagere school moet een leerkracht dagelijks wiskunde geven. Het opleidingsonderdeel staat daarom in de eerste twee jaren van de opleiding op het programma. In dit onderdeel verwerft de student de vakinhoudelijke kennis, vaardigheden en attitudes die hij/zij nodig heeft om wiskundelessen te geven in de lagere school. We behandelen een vervolg op probleemoplossende vaardigheden en meetkunde |
Het programma van het eerste jaar wordt als uitgangspunt genomen. De student heeft een positieve ingesteldheid t.o.v. het leren van wiskunde. De student beheerst in voldoende mate de theoretische onderwerpen en didactische vaardigheden die in het eerste jaar Balo aan bod komen of werkt zich erin bij. Daarnaast heeft de student een goede kennis van de leerstof wiskunde uit de lagere school en beheerst hij deze leerstof inzichtelijk (basiskennis wiskunde). De student is in staat om opgaven op het niveau van de lagere school vlot en inzichtelijk op te lossen. Indien blijkt dat de student deze leerstof nog niet voldoende onder de knie heeft, werkt hij ze zelfstandig bij in de loop van het jaar. De student kan altijd bijkomende uitleg hierover vragen.