Denk- en redeneervaardigheid
- De student heeft kennis van enkele theoretische achtergronden (competenties, reflectiecyclus van Korthagen, axenroos, principes van communicatie, kernkwadranten, territoriumleer...) en kan deze kennis toepassen in de opdrachten.
- De student kan vanuit concrete ervaringen een kwaliteitsvolle redenering opbouwen waarbij hij op zoek gaat naar oorzaken van (niet) lukken.
- De student heeft zicht op studiemethodieken en kan ze toepassen.
Kritisch reflecteren
- De student kan kritisch stilstaan bij eigen leren en stage-ervaringen.
- De student komt tot leerpunten voor het eigen functioneren, neemt ze op en evalueert ze.
Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
- De student hanteert een correct schriftelijk en mondeling taalgebruik.
- De student kan vlot communiceren: kunnen en durven verwoorden, gesprekken voeren, relatiebekwaamheid uitbouwen.
Een ingesteldheid tot levenslang leren hebben
- De student stelt zelf persoonlijke leerdoelen op en neemt initiatief om eraan te werken.
- De student gaat na hoe hij groeit in zijn werkpunten en reflecteert over zijn leerproces.
Teamgericht kunnen werken
- De student kan leren van anderen: door ervaringen uit te wisselen met medestudenten kan hij zinvolle conclusies trekken voor het eigen leren en functioneren.
- De student kan manier van samenwerken met anderen bespreken en manieren zoeken om hierin te groeien.
Oplossingsgericht kunnen werken in de zin van het zelfstandig definiëren en analyseren van complexe probleemsituaties in de beroepspraktijk en het kunnen ontwikkelen en toepassen van zinvolle oplossingsstrategieën
- De student kan problemen op zijn leerweg analyseren en komen tot manieren om dit aan te pakken.
- De student kan een goede planning opstellen om gericht te werken aan taken en werkpunten en deze planning ook uitvoeren.
Besef hebben van maatschappelijke verantwoordelijkheid samenhangend met de beroepspraktijk
- De student heeft zicht op het toekomstig beroep: de taak van de kleuterleid(st)er.
- De student neemt een persoonlijk standpunt in tegenover beroepsspecifieke en maatschappelijke thema's, die hij tegenkomt op zijn leerweg.
Innovator en onderzoeker
- De student kan het eigen functioneren bevragen en bijsturen.
- De student kan stilstaan bij concrete ervaringen en ze analyseren en komen tot actiepunten.
- De student kan schriftelijk reflecteren over stagedag.
- De student kan zijn eigen leerproces verwoorden in functie van de te verwerven competenties.
- De student kan de verantwoordelijkheid nemen om zijn actiepunten daadwerkelijk uit te voeren.
- De student kan bewijsstukken verzamelen om het bereiken van een bepaald doel te illustreren.
Partner van ouders en verzorger.
-De student kan discreet omgaan met gegevens van kinderen.
Lid van een schoolteam
- De student kan correct omgaan met mentor en andere teamleden.
- De student kan overleggen met mentor over stageopdrachten en afspraken naleven.
Lid van de onderwijsgemeenschap.
- De student heeft kennis van de decretaal vastgelegde basiscompetenties en het beroepsprofiel van de leraar Kleuteronderwijs.
Geen specifieke voorkennis vereist.
Groepssessies van ongeveer 15 studenten met een leerbegeleider.
1ste examenperiode | 2de examenperiode | 3de examenperiode | |||
% | vorm | % | vorm | % | vorm |
30 | Presentatie van 'POP en portfolio' | 30 | Presentatie van 'POP en portfolio' | ||
30 | Permanente evaluatie: Logboek van zelfsturing en relationele vaardigheden | 30 | Anders | ||
40 | Mondeling examen | 40 | Mondeling examen | ||
100 | 100 |