§ Begeleider van leer- en ontwikkelingsprocessen
1.4.2 De leraar kan het verband leggen tussen leerstofonderdelen en tussen leergebieden, zowel horizontaal als verticaal
1.5.1 De leraar kan aangepaste werkvormen kiezen en ze afstemmen op de doelstellingen
1.7.1 De leraar kan, rekening houdend met de beginsituatie, de belangstelling en het verwerkingsniveau van de kinderen motiverende leeromgevingen ontwerpen die een reële kans op betrokkenheid en succesbeleving inhouden
1.7.5 De leraar kan adequaat inspelen op wat zich voordoet in de feitelijke leeromgeving en kan werken met de inbreng van de kinderen
1.7.6 De leraar kan het actief ontdekken en actief verwerken van leerinhouden bevorderen, onder meer door een beroep te doen op het probleemoplossend vermogen van de leerlingen 1.7.7 De leraar kan de leerlingen laten nadenken over hun leerproces
1.9 De leraar kan proces en product evalueren met het oog op bijsturing en differentiatie
§ De leerkracht als opvoeder
2.1.2 De leraar kan ervoor zorgen dat kinderen zich veilig en gewaardeerd voelen
2.1.3 De leraar kan sensitief en inlevend omgaan met de kinderen
2.2 De leraar kan de emancipatie van de kinderen bevorderen.
2.4.1 De leraar kan maatschappelijke gebeurtenissen aan de vormingsinhouden koppelen 2.4.2 De leraar kan kinderen kritisch en zinvol leren omgaan met informatie van en beïnvloeding door de media
§ Innovator en onderzoeker
5.3 De leerkracht kan het eigen functioneren bevragen en bijsturen
§ Inhoudelijk expert
3.1 De leerkracht beheerst de basiskennis voor de muzikale vorming in het lager onderwijs 3.2 De leerkracht kan de verworven kennis en vaardigheid binnen het muzisch domein aanwenden in complexe didactische toepassingen.
3.3.1 De leraar kan in het onderwijsaanbod horizontale en verticale verbanden onderkennen en deze verbanden integreren in het eigen aanbod
3.3.2 De leraar kan het eigen aanbod situeren binnen de ontwikkelingsdoelen en eindtermen en binnen een leerplan
§ Organisator
4.2.1 De leraar kan voor de kinderen, gelijktijdige en/of opeenvolgende activiteiten vlot en soepel laten verlopen.
4.4 De leerkracht kan een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de kinderen
§ Leraar als cultuurparticipant
10.1 De leerkracht kan actuele maatschappelijke thema's en ontwikkelingen identificeren en kritisch benaderen rond het cultureel-esthetische domein
§ Attitudes
Relationele gerichtheid: De leerkracht kan in contacten met anderen kenmerken van echtheid, aanvaarding, empathie en respect tonen.
Creatieve gerichtheid: De leerkracht is erop gericht om uit diverse situaties en informatiebronnen ideeën te genereren en deze op een originele manier gestalte te geven in een ontwikkelingsaanbod voor de kinderen
Het schriftelijk examen omvat de cursus van de docent die in de contacturen verder gegeven wordt. (Telt mee voor 80%)
De taak is
1. Het samenstellen van een liedrepertoire voor het lager onderwijs. (10 liederen per graad)
2. Het maken van een aantal uitgewerkte lessen voor de lagere school. Meer bepaald twee liedlessen en één andere les per graad. (Telt mee voor 20%)