- De student kan hoofd- en bijzaken onderscheiden en grote hoeveelheden informatie reduceren tot de belangrijkste onderdelen (synthetiseren/selecteren)
- De student kan verbanden zoeken tussen verschillende onderdelen van informatie (relateren)
- De student kan een zinvolle logische structuur aanbrengen in informatie (structureren)
- De student bepaalt wat hij/zij precies in welke mate moet weten
- De student overweegt alternatieve werkwijzen (voor- en nadelen) en neemt hierin een verantwoorde beslissing