1. Inhoudelijk expert
De student kan:
-) redeneren door logische redeneerschema's en logische wetten toe te passen (niveau 2)
-) een correct wiskundig taalgebruik hanteren, o.a. bij het formuleren van eigenschappen en het definiëren van begrippen, bij het verklaren van redeneringen
-) de waarheidswaarde van beweringen onderzoeken
-) beweringen bewijzen of weerleggen
-) basisbegrippen en eigenschappen rond relaties en functies correct toepassen
-) het verloop van een functie bepalen met technieken uit de eerste en tweede graad van het SO
-) een situatie mathematiseren, modelleren en oplossen m.b.v. functies
-) handig algebraïsch rekenen
-) een probleem oplossen met heuristieken (niveau 1)
-) een correcte wiskundetaal gebruiken bij het communiceren over problemen en hun oplossing
-) een oplossing van een probleem op een gestructureerde manier presenteren
-) eigenschappen en formules toepassen in nieuwe contexten
-) een softwarepakket gebruiken om problemen uit de vlakke meetkunde te onderzoeken