De student verbreedt en integreert de reeds verworven basiscompetenties.
C1 Begeleider leer- en ontwikkelingsprocessen.
De student kan in alle aspecten van de voorbereiding en van de uitvoering, het ontwikkelingsaanbod en de begeleiding afstemmen op de doelgroep, in het bijzonder op risico-kleuters en kinderen met een andere culturele achtergrond (kansarmen- allochtonen).
De student kan in overleg met het team deelnemen aan zorgverbredingsinitiatieven en die laten aansluiten bij de totaalbenadering van de school.
De student begeleidt in Standaardnederlands rekeninghoudend met het taalbeheersingsniveau en de moedertaal van de kleuters.
De student kan aan taalsensibilisering doen om bij te dragen aan het gevoelig maken en openstaan voor talen.
De student kan kleuters begeleiden in het positief leren omgaan met verschillen en gelijkenissen in de eigen leefkring, in het respect opbrengen voor en rekening houden met het anders-zijn van de ander.
C2 Opvoeder.
De student kan op een groeibevorderende manier omgaan met de klasgroep en met elke kleuter afzonderlijk, in het bijzonder met risico-kleuters en kinderen met een andere culturele achtergrond (kansarmen - allochtonen).
De student kan persoonlijke (mondigheid, weerbaarheid, zelfstandigheid), sociale en morele waarden voorleven, aan de orde stellen, corrigeren en bespreken.
De student kan het ontwikkelingsaanbod koppelen aan maatschappelijke gebeurtenissen en tendensen. De student kan kleuters zinvol en kritisch leren omgaan met de informatie en beïnvloeidng door de media.
C3 Inhoudelijk expert.
De student benut zijn verworven expertise in functie van differentiatie tussen sterke en zwakke kleuters.
De student verdiept zich zelfstandig in recente evoluties betreffende inhouden uit de ontwikkelings- en leergebieden van de kleuterschool.
De student kan zijn ontwikkelingsaanbod afstemmen met anderen en situeren binnen een ruimer geheel (onderwijsaanbod eerste leerjaar en buitengewoon onderwijs, ontwikkelings-, leer- en schoolwerkplannen).
C4 Organisator.
De student kan voor alle organisatorische aspecten in zijn aanpak differentiëren tussen sterke en zwakke kleuters.
De student kan stipt, efficiënt en veilig werken, flexibel inspelen op onverwachte situaties, ook voor klasoverschrijdende en extra-murosactiviteiten.
C5 Innovator-onderzoeker.
De student implimenteert vernieuwende inzichten, zowel in de klas als in de school. De student gebruikt theoretische inzichten en beschikt over voldoende realistiche zelfkennis om te reflecteren over zijn persoonlijk functioneren, c.q. het eigen leerproces.
De student bespreekt en durft het eigen normen en waardenpatroon confronteren met de mening van anderen in het reflecteren over het beroep.
C6 Partner van ouders en verzorgers.
De student beschouwt ouders als eerste en gelijkwaardige opvoeders.
De student kan genuanceerd en discreet communiceren over kinderen en de bekomen informatie benutten in zijn aanpak naar het kind.
De student kan ouders betrekken bij het klas-en schoolgebeuren, in het bijzonder kansarme en allochtone ouders.
De student kan in overleg met het team een actieve bijdrage leveren aan formele overlegmomenten naar ouders/verzorgers.
De student kan in overleg met het team een korte, heldere uiteenzetting geven, daarbij correct gebruik makend van schrift en beeld.
C7 Lid van een choolteam.
De student kan vlot functioneren tussen collega´s en directie waarbij er een gezond evenwicht is tussen autonomie en collegialiteit.
De student engageert zich voor buitenschoolse activititeiten.
De student kan overleggen rond taakverdeling en is stipt in het naleven van afspraken.
De student verkent de werking van de school op mesoniveau (schoolbeleid, schoolwerkplan, lestijdenpakket).
De student neemt actief en constructief deel aan verschillende vormen van formeel overleg (vergaderingen, werkoverleg).
De student kan collega´s informeren over kleuters en een korte, heldere uiteenzetting geven, daarbij correct gebruik makend van schrift en beeld.
C8 Partner van externen.
De student kan contacten leggen, communiceren en samenwerken met externe instanties die onderwijsbetrokken initiatieven aanbieden.
De student kan een korte, heldere uiteenzetting geven, daarbij correct gebruik makend van schrift en beeld.
Je gebruikt het persoonlijk verworven niveau van je algemene en specifieke beroepscompetenties en attitudes waaraan je in je eerste en tweede jaar gewerkt hebt.