Begeleider leer- en ontwikkelingsprocessen.
De student kan het aanbod en de aanpak afstemmen op de doelgroep. De student kan voldoende informatie inwinnen over de leefomgeving, de mogelijkheden en de noden van de kinderen (via observatie, gesprekken met betrokkenen, raadpleging van gegevens) om hier op een zinvolle manier te kunnen bij aansluiten in planning en interventies.
Opvoeder.
De student kan kleuters begeleiden in het positief leren omgaan met verschillen en gelijkenissen in de eigen leefkring, in het respect opbrengen voor en rekening houden met het anders-zijn van de ander. Bij het ervaringsgericht werken houdt de student rekening met: de nood aan structuur, de nood aan erkenning, de interculturele kansen - principes van ICO, de taalafstemming.
Inhoudelijk expert.
De student ziet het leren omgaan met diversiteit niet alleen als een opdracht voor de kleuters, maar ook als een opdracht voor de leerkracht en de school. De student kent de culturele achtergrond van de kleuters in de stageklas: waarden, normen, tradities, feesten, gebruiken,... . De student kan zijn manier van werken beargumenteren vanuit een onderbouwde visie op intercultureel onderwijs.
Organisator.
De student kan een ontwikkelingsrijk klasaanbod realiseren in een stageklas met een aanzienlijk aandeel risico-kleuters en kleuters met een andere culturele achtergrond. Hiertoe voorziet de student een aangepaste methodiek, o.a. visualisatie, veel interactie, duidelijke structuur,...
Innovator-onderzoeker. De student kan zich informeren over de culturele achtergrond van allochtone kleuters in de stageklas. De student onderzoekt de leefomgeving van de kleuters in de stageklas; onderzoek van de buurt waarin de school is ingeplant. De student kan kritisch reflecteren over de eigen onderwijspraktijk. Hierbij toetst de student de eigen praktijk kritisch aan de criteria van intercultureel onderwijs en gelijke onderwijskansen.
Partner van ouders en verzorgers.
De student kan een goede relatie opbouwen met de ouders en verzorgers doorheen formele en informele contacten. Hierbij besteedt de student aandacht aan een vriendelijke en respectvolle omgang, voldoende informeren, duidelijke communicatie, ouders en verzorgers betrekken bij het klasgebeuren.
Lid van schoolteam.
De student kan vlot functioneren in een schoolteam. De student werkt aan een positieve relatie met de mentor, de directie en de andere leerkrachten. De student verkent de werking van de school op mesoniveau, in het bijzonder i.v.m. de ICO-doelstellingen: schoolbeleid, schoolwerkplanprioriteiten, structuur en organisatie, samenwerking met ouders en externen. Hij participeert in de mate van het mogelijke aan lopende initiatieven.
Partner van externen.
De student kan contacten leggen, communiceren en samenwerken met externen.
Lid van de onderwijsgemeenschap.
De student kan de eigen blik betreffende het onderwijs en de rol van de kleuteronderwijzer verruimen
Cultuurparticipant.
De student kan actuele maatschappelijke thema's kritisch benaderen voor zover ze een impact (kunnen) hebben op het klas- en schoolgebeuren. Een opleidingsvisie gericht op 'levenslang en levensbreed leren' beoogt in het derde jaar een grote mate van zelfsturing bij het eigen leren. Dit houdt in dat de student in staat moet zijn: Zelf zijn leerproces in handen te nemen. Te reflecteren op het eigen beroepsmatig functioneren. Handelingsalternatieven te kunnen bedenken en deze zelfstandig te kunnen uitvoeren.
Geslaagd zijn voor het tweede jaar van de opleiding Bachelor Kleuteronderwijs.
Twee weken stage in een school met een aanzienlijk aandeel kansarme en allochtone kleuters. De neerslag van de stagepraktijk verzamelt de student in een stageboek: onderzoek beginsituatie stageschool en -klas, planning, thema-uitwerking, lesvoorbereidingen, reflectie,... De neerslag van de persoonlijke groei houdt de student bij in een persoonlijke ontwikkelingsplan (POP) en in een portfolio met bewijsstukken. De student volgt zijn persoonlijke groei op gedurende heel het academiejaar.