In het eerste jaar komen een aantal thema's uit het dagelijkse leven aan bod. Elk thema wordt gestoffeerd met een aantal situaties en taalhandelingen die nauw aansluiten bij de latere beroepspraktijk. De thema's zijn: 1. kennis maken : - zichzelf voorstellen - een gesprek beginnen, voeren, afsluiten 2. de tijd: - uur en datum meedelen - afspraken maken, agenda beheren - telefoneren 3.informatie uitwisselen: - het verloop van een dag vertellen - beroep en werk beschrijven - vrije tijd beschrijven - informatie gestructureerd weergeven - iets organiseren of regelen 4. plaatsbepalingen: wonen en verkeer: - een huis beschrijven - een woning huren - onthaal en rondleiding - verkeer en verkeersmiddelen beschrijven - openbaar vervoer gebruiken - auto: tanken, onderhoud, panne - wegbeschrijving, een weg uitstippelen 5.sociale omgang: - iemand uitnodigen - uit eten gaan, iets bestellen en betalen - voedingsmiddelen - gasten ontvangen - smalltalk - interculturele competentie. De grammatica concentreert zich voornamelijk rond twee aandachtspunten, enerzijds de vervoeging van de werkwoorden en anderzijds de vorming en het gebruik van de naamvallen.
Beoogd eindniveau: CEFR A2
A. Algemene competenties
- 06. Beschikken over het vermogen tot communiceren van informaties, ideeën, problemen en oplossingen, zowel aan specialisten als aan leken
B. Beroepsgerichte/ Algemeen wetenschappelijke competenties
C. Beroepsspecifieke competenties
- C01 Zakelijke communicatie zelfstandig afhandelen.
Toelichting:
Hoofdcompetentie:
De studenten OM kunnen zakelijke communicatie zelfstandig afwikkelen.
Concretisering:
1. De studenten OM bezitten de vereiste taalkennis om zakelijke informatie af te handelen.
2. De studenten OM kunnen de benodigde zakelijke informatie verzamelen en beoordelen.
3. De studenten OM kunnen zakelijke informatie verwerken en presenteren
4. De studenten OM kunnen een geschikte comunicatiestrategie voor zakelijke situaties bepalen.
A. Volgtijdelijkheid
B. Competenties
Om toegelaten te worden tot het eerste jaar, moeten kandidaat-studenten een diploma secundair onderwijs – uitgereikt door de Nederlandstalige, de Franstalige, of de Duitstalige gemeenschap - behaald hebben.
Buitenlandse studenten moeten niveau 4 van het talenportfolio hebben bereikt en moeten bij het departementshoofd een aanvraag indienen om tot de cursus toegelaten te worden.
A. Type
- cursus
- materiaal op leeromgeving
B. Verplichte leermiddelen
C. Aanbevolen leermiddelen
A. Types
- hoorcollege
- oefenpracticum
- groepswerk
- begeleide zelfstudie
B. Omschrijving
A. Types
- Andere: modulaire evaluatie
B. Omschrijving