De student kan:
- de beginsituatie achterhalen
- doelstellingen kiezen en formuleren.
- leerinhouden en –ervaringen selecteren
- leerinhouden en –ervaringen structureren
- gepaste werkvormen en groeperingsvormen bepalen
- leermiddelen kiezen en aanpassen
- een krachtige leeromgeving creëren met aandacht voor de heterogeniteit van de groep
- observatie en evaluatie voorbereiden
- leer-en ontwikkelingsprocessen adequaat begeleiden in Standaardnederlands, rekening houdend met het taalbeheersingsniveau van de leerlingen
- een positief leefklimaat creëren
- emancipatie bevorderen
- door attitudevorming individuele ontplooiïng en maatschappelijke participatie voorbereiden
- fysiek en geestelijk welzijn bevorderen
- basiskennis beheersen van de leerinhouden en recente ontwikkelingen volgen in leergebieden en leergebiedoverschrijdende thema's
- kennis en vaardigheden mbt leergebieden aanwenden
- een gestructureerd werkklimaat bevorderen
- soepel en efficiënt dag-en weekverloop organiseren
- administratieve taken correct uitvoeren
- een stimulerende en werkbare klasruimte creëren, rekening houdend met de veiligheid van de leerlingen
- eigen functioneren ter discussie stellen en bijsturen
- zich informeren en discreet omgaan met gegevens
- binnen een team taakverdeling overleggen en afspraken naleven
- in Standaardnederlands adequaat in interactie treden met alle leden van het schoolteam.
geen specifieke voorkennis vereist
De student loopt stage in de tweede graad (3° en/of 4° leerjaar) van de lagere school. De voorbereiding van de stage gebeurt in het begin sterk docentgestuurd en evolueert naar studentgestuurd. De student krijgt per stageperiode tijd ingebouwd in het uurrooster om zich voor te bereiden op de stage. Op deze vastgestelde tijdstippen kan hij een beroep doen op individuele begeleiding door de docenten. Verder krijgt hij in alle opleidingsonderdelen - maar in het bijzonder in de didactisch atelier - een gerichte voorbereiding om het vereiste stageniveau te kunnen halen. Na elke stage krijgt de student feedback van de mentor en/of docent om zijn leerproces te optimaliseren. In "persoonlijk leermanagement" leert de student o.a. te reflecteren op zijn stage-ervaringen.
De stage wordt permanent opgevolgd en geëvalueerd. De student krijgt een tussentijdse evaluatie op het einde van elke stageperiode. Bij de evaluatie van elke stageperiode wordt er rekening gehouden met de feedback van: de vaste begeleider, de losse begeleider, de mentor en eventuele andere betrokkenen. De uiteindelijke boordeling blijft de verantwoordelijkheid van de opleiding.
Elke stageperiode krijgt de student feedback op basis van een stagebezoek/lesbezoek door één of meerdere docenten. Een stagebezoek/lesbezoek is een momentopname en het oordeel van een lesbezoek/stagebezoek zegt iets over het totaalbeeld van de praktijkcompetenties op dat moment.
In juni volgt een eindevaluatie op basis waarvan een definitief stagecijfer wordt toegekend. Voor stage is geen derde examenperiode mogelijk. Een gedetailleerde beschrijving van de afspraken is te vinden in het stagevademecum.